In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die stelt de Liberiaanse nationaliteit te hebben. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 16 juni 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden beschouwd. Tijdens de zitting op 21 juni 2023 is eiser via een beeldverbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat zijn recht op rechtsbijstand is geschonden omdat zijn voorkeursadvocaat niet tijdig was geïnformeerd. De rechtbank oordeelt dat er geen schending heeft plaatsgevonden, aangezien eiser niet heeft aangegeven dat hij rechtsbijstand wenste tijdens het gehoor. De rechtbank heeft ook de gronden voor de bewaring beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en wijst het beroep van eiser ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat zij ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring moet toetsen en dat er geen gronden zijn voor het oordeel dat de maatregel onrechtmatig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.