ECLI:NL:RBDHA:2023:9563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/09/641638 / FA RK 23-500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie in het kader van schuldhulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie, ingediend door de vrouw, die in een bijstandsuitkering verkeert. De vrouw heeft verzocht om de man te verplichten tot het betalen van € 25,- per maand per kind, met terugwerkende kracht vanaf 25 maart 2022. De man, die in een schuldhulpverleningstraject zit, heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te betalen. Tijdens de zitting op 2 juni 2023 zijn beide partijen verschenen, waarbij de vrouw haar verzoek heeft toegelicht en de man zijn financiële situatie heeft uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 15 november 2022 is toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject en dat hij een aanzienlijk bedrag aan schulden heeft, met een loonbeslag op zijn inkomen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de man geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te voldoen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw dan ook afgewezen. Tevens heeft de rechtbank kritiek geuit op de gemeente, die de vrouw had opgedragen om de man in een procedure te betrekken, terwijl zij eenvoudig de benodigde informatie had kunnen opvragen. De rechtbank heeft de gemeente verzocht haar beleid te heroverwegen om dergelijke onnodige procedures in de toekomst te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-500
Zaaknummer: C/09/641638
Datum beschikking: 3 juli 2023

Alimentatie

Beschikking op het op 24 januari 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. G.O. Perquin te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de man,
wonende te [woonplaats02] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 6 februari 2023 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier van 8 maart 2023 van de zijde van de vrouw.
Op 2 juni 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw luidt met ingang van 25 maart 2022 de door de man te betalen kinderalimentatie op € 25,- per maand per kind te bepalen, dan wel een bedrag dat de rechtbank juist acht, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad,

Feiten

- De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,
- [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] .
- De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

Beoordeling

De vrouw heeft toegelicht dat zij een bijstandsuitkering ontvangt vanuit de gemeente [plaats01] . In dat kader heeft de gemeente haar verplicht om dit verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie in te dienen. Zelf is zij van mening dat de man geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te betalen, omdat de man in een schuldhulpverleningstraject zit. Zij licht toe dat, indien nu een door de man te betalen kinderalimentatie wordt vastgesteld, dit voor hem een nieuwe schuld betekent, waardoor hij het schuldhulpverleningstraject zal moeten beëindigen.
De man heeft ter zitting toegelicht dat hij onlangs toegelaten is tot een schuldhulpverleningstraject van Sociale Dienst [plaats02] . Het traject zal circa drie jaar duren. Zijn totale schuld bedraagt € 10.000,- tot € 20.000,-. Hij krijgt gedurende het traject
€ 80,- leefgeld per week, waar hij alles van moet betalen. Ook ligt er nog loonbeslag op zijn inkomen.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door de vrouw overgelegde overeenkomst schuldhulpverlening, blijkt dat de man sinds 15 november 2022 is toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject bij de Sociale Dienst [plaats02] , voor de duur van zesendertig maanden. Het doel van het schuldregelen is het oplossen van de problematische schuldsituatie en er wordt geprobeerd een minnelijke schuldregeling op te starten. De man en de vrouw zijn het erover eens dat de man in het kader van deze regeling € 80,- per week aan leefgeld ontvangt. Daarnaast blijkt uit de overgelegde salarisstrook van de man van december 2022 dat er loonbeslag is gelegd op zijn inkomen, in die maand voor een bedrag van € 468,84, waardoor van zijn inkomen € 1.170,- netto resteert. Van dat bedrag dienen de vaste lasten en schulden van de man te worden voldaan.
Gelet op het schuldhulpverleningstraject, het loonbeslag en het beperkte bedrag aan leefgeld is de rechtbank van oordeel dat de man geen draagkracht heeft om kinderalimentatie aan de vrouw te betalen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de gemeente [plaats01] de gegevens omtrent het inkomen en het schuldhulpverleningstraject van de man rechtstreeks bij de man of via de vrouw had kunnen opvragen en zodoende eenvoudig bevestigd had kunnen krijgen dat bij de man geen draagkracht bestaat om kinderalimentatie te voldoen. In plaats daarvan heeft de gemeente [plaats01] de vrouw als bijstandsgerechtigde de opdracht gegeven de man in een procedure bij de rechtbank te betrekken, met aanzienlijke maatschappelijke kosten (waaronder de kosten van de rechtbank die belast is met de behandeling van deze zaak en de kosten van de toegevoegde advocaat) tot gevolg. De rechtbank verzoekt de gemeente [plaats01] daarom uitdrukkelijk haar beleid op dit punt te heroverwegen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, bijgestaan door mr. J.J. Laterveer-Runderkamp als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2023.