In deze zaak heeft eiser op 1 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 1 juli 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 27 juni 2023 uitspraak gedaan. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 1 januari 2022, maar werd verlengd met negen maanden tot 1 oktober 2022. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, stelde dat de beslistermijn opnieuw was verlengd met negen maanden op basis van een wijziging in de regelgeving, maar de rechtbank oordeelde dat hiervoor geen wettelijke grondslag bestond. De rechtbank concludeerde dat de beslistermijn op 1 oktober 2022 was verstreken zonder dat een beslissing was genomen. Eiser had verweerder op 11 oktober 2022 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was en dat het niet-tijdig nemen van een besluit vernietigd moest worden. De rechtbank droeg verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag en stelde een dwangsom van € 100 per dag in voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.