Geschil3. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
4. Eiseres bepleit een waarde van € 495.000 en verwijst naar het taxatierapport van
19 juli 2021, opgemaakt door [naam 6]. Daarbij stelt eiseres dat verweerder een automatische levensduurverlenging heeft toegepast en dat dit geen steun vindt in de jurisprudentie. Voor zover verweerder levensduurverlenging zou hebben mogen toepassen, is die onvoldoende onderbouwd. Ook heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte geen rekening gehouden met de tijdelijke sluiting van de onroerende zaak wegens de coronapandemie. Volgens eiseres wordt in de uitspraak op bezwaar ten onrechte gesteld dat eiseres het oneens was met de metrages en restwaarde, nu eiseres deze grieven nooit heeft aangevoerd.
5. Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken.
Beoordeling van het geschil
6. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44).
7. Ingevolge artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ wordt, in afwijking van het tweede lid, de waarde van een onroerende zaak bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het tweede lid. Uit dit artikellid volgt verder dat bij de berekening van de gecorrigeerde vervangingswaarde rekening wordt gehouden met de aard van de zaak en de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.
8. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ dient de gecorrigeerde vervangingswaarde te worden berekend als de som van de waarde van de grond, vermeerderd met de waarde van de opstallen. Voor de grond dient daarbij te worden uitgegaan van de marktwaarde van vrij te aanvaarden en onbezwaarde grond. Voor de waarde van de opstallen moet worden uitgegaan van de kosten die herbouw van een vervangend identiek object zouden vergen, gecorrigeerd met een factor wegens technische veroudering gebaseerd op de verstreken en de resterende gebruiksduur en met inachtneming van de restwaarde, en gecorrigeerd met een factor wegens functionele veroudering gebaseerd op economische veroudering, verouderde bouwwijze, ondoelmatigheid en excessieve gebruikskosten.
9. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Daartoe heeft verweerder een taxatiekaart overgelegd. Bij het vaststellen van de bouwkosten is gebruik gemaakt van de Taxatiewijzer VNG, meer specifiek van de taxatiewijzer deel 1 (onderwijs). Daarbij heeft verweerder gebruik gemaakt van het archetype O112PA12 (crèche pannendak, metselwerk, gemiddelde afwerking, 1931 t/m 1945). De rechtbank acht het gebruikte archetype goed bruikbaar. Met het taxatieverslag en het daarin gebruikte archetype heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak op een voldoende inzichtelijke en controleerbare wijze onderbouwd. Dit geldt eveneens voor de
door verweerder ingeschatte levensduurverlenging.
10. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De onroerende zaak moet voldoen aan de geldende kwaliteitseisen voor een crèche/peuterspeelzaal, zodat de onroerende zaak in een meer dan redelijke staat moet verkeren. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de inschatting van de resterende levensduur door verweerder correct is toegepast. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor een correctie wegens de tijdelijke sluiting vanwege de coronapandemie. Crèches en kinderdagverblijven zijn niet volledig gesloten geweest. Mocht al sprake zijn geweest van een sluiting wegens de coronapandemie, is het aan eiseres de gevolgen hiervan voor de onroerende zaak aannemelijk te maken. Overigens heeft verweerder ter zitting ook verklaard dat eiseres in de bezwaarfase de inpandige opname heeft geweigerd en de gevraagde huurovereenkomst niet heeft overgelegd. Omdat de gemeente Velsen de verhuurder is van de onroerende zaak, heeft verweerder de huurovereenkomst bij de eigenaar van de onroerende zaak opgevraagd. Daaruit bleek dat de huurovereenkomst op 1 januari 2023 is verlengd voor de duur van drie jaren. Nu de onroerende zaak ook de komende drie jaren als crèche/peuterspeelzaal zal worden gebruikt, zal de onroerende zaak tenminste ook voor deze periode aan de vorengenoemde kwaliteitseisen moeten voldoen. Deze stelling van verweerder is een aanvullende ondersteuning van de gemaakte inschatting van de resterende levensduur. Het risico van het weigeren van een inpandige opname zodat verweerder de waarde nauwkeuriger had kunnen bepalen, dient voor rekening van eiseres te blijven.
11. Dat in de uitspraak op bezwaar ten onrechte door verweerder is gesteld dat eiseres de metrages en restwaarde heeft betwist, doet aan het voorgaande niet af. Deze grieven zijn per abuis in de uitspraak op bezwaar opgenomen. Een motiveringsgebrek, voor zover eiseres dit al heeft gesteld, is niet gebleken.
Vergoeding van immateriële schade
12. Eiseres heeft ter zitting verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het bezwaarschrift tegen de aanslag is door verweerder ontvangen op 5 mei 2021, zodat de redelijke termijn ten tijde van het doen van deze uitspraak is overschreden met ongeveer 1 maand. Eiseres heeft in beginsel recht op een vergoeding ter compensatie voor de spanning en frustratie als gevolg van de lange duur van de procedure. Op grond van de algemene voorwaarden van de gemachtigde komt deze vergoeding toe aan de gemachtigde en niet aan eiseres, zodat het toekennen van de vergoeding voor eiseres geen compensatie vormt. Onder deze omstandigheid ziet de rechtbank geen reden over te gaan tot het toekennen van enige vergoeding voor immateriële schade.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, moet het beroep ongegrond worden verklaard en het verzoek tot vergoeding van immateriële schade worden afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.