ECLI:NL:RBDHA:2023:9449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
NL23.18285
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke vervolgtraject

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023, betreft het een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel is opgelegd op 23 maart 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 23 juni 2023 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de voortgangsrapportage van verweerder op 23 juni 2023 ontvangen en op 28 juni 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel beoordeeld aan de hand van eerdere uitspraken en de voortgangsrapportage. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er zicht is op uitzetting naar Marokko en verweerder voortvarend handelt. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de voortduring van de maatregel en heeft geen opmerkingen gemaakt op de voortgangsrapportage. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18285

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.Z.A.M. Skanderova),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft op 23 juni 2023 tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 23 juni 2023 een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft op 26 juni 2023 aangegeven geen opmerkingen te hebben naar aanleiding van de voortgangsrapportage.
De rechtbank heeft op 27 juni 2023 een bericht aan verweerder in het dossier geplaatst met de volgende inhoud:
(…)
De rechtbank verzoekt u om uiterlijk dinsdag 27 juni 2023 om 16:00 uur aan te geven of er voortgangshandelingen zijn verricht sinds 31 mei 2023 en zo ja welke en op welk
land de overdracht/uitzetting en de vertrekhandelingen betrekking hebben. De rechtbank verzoekt verweerder tevens een standpunt in te nemen over de voortvarendheid waarmee wordt gehandeld en de vraag of zicht op vertrek naar een lidstaat dan wel derde land aanwezig wordt geacht en waarom."
(…)
Verweerder heeft op 28 juni 2023 gereageerd op door de rechtbank gestelde vragen.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 28 juni 2023.

Overwegingen

1. Eiser betwist de Marokkaanse nationaliteit te hebben en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1981.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van 7 april 2023 (in de zaak NL23.9194) en van 23 mei 2023 (in de zaak NL23.13880) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van de onderzoeken die aan de uitspraken ten grondslag liggen, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het laatste onderzoek (op 16 mei 2023) de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, maar heeft na het beschikbaar komen van de voortgangsrapportage aangegeven geen opmerkingen te hebben. Eiser heeft geen gronden aangevoerd en de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel niet betwist. De rechtbank heeft verweerder vragen gesteld om in aanvulling op de overgelegde voortgangsrapportage nadere informatie te verkrijgen om een rechtmatigheidsbeoordeling te kunnen verrichten
5. De rechtbank heeft verweerder gevraagd naar de stand van zaken en toe te lichten welke voortgangshandelingen er zijn verricht sinds 31 mei 2023 en op welk land deze betrekking hebben. Ook heeft de rechtbank verweerder gevraagd om een standpunt in te nemen over het zicht op uitzetting.
6. De rechtbank zal het beroep na een ambtshalve verrichte rechtmatigheidsbeoordeling ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
7. In de M120 is vermeld dat er onderzoek heeft plaatsgevonden met betrekking tot meerdere lidstaten. Gelet op de grondslag van de maatregel heeft de rechtbank verweerder gevraagd om toe te lichten op welk land de vertrekhandelingen betrekking hebben. Verweerder heeft in de brief van 28 juni 2023 toegelicht dat de uitzettingshandelingen zijn gericht op terugkeer naar Marokko en dat om dit proces te bespoedigen dacty-onderzoek naar criminele antecedenten is gedaan in België en Spanje en onderzoek is gedaan in Frankrijk en Zwitserland. Het onderzoek in deze landen was gericht op het verkrijgen van identiteitsdocumenten. In de maatregel is vermeld dat eiser onder verschillende aliassen in meerdere lidstaten is geregistreerd en dat verweerder eiser overigens niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft geclaimd in Duitsland. De rechtbank overweegt dat de voortduring van de maatregel op de juiste grondslag heeft plaatsgevonden. De rechtbank merkt hierbij op dat de oplegging van de maatregel en de voortduring hiervan reeds door de rechtbank is beoordeeld, maar dat de rechtbank gehouden is een volwaardige rechtmatigheidsbeoordeling van de (voortduring van de) maatregel te verrichten. Uitgangspunt bij deze beoordeling zijn de in rechte vaststaande eerdere uitspraken. Desalniettemin kunnen er in de toetsen periode indicaties bestaan waaruit blijkt dat de grondslag van de maatregel mogelijk niet (langer) juist is. De rechtbank dient onmiddellijk tot opheffing van de maatregel en tot invrijheidstelling van de vreemdeling over te gaan op het moment dat blijkt dat de voortduring niet langer rechtmatig is. Indien sprake is van omstandigheden waaruit blijkt dat de grondslag van de voortdurende maatregel niet juist is, zal de rechtbank dan ook tot de vaststelling hiervan overgaan, óók indien in eerdere uitspraken de grondslag wel juist is geacht. In de onderhavige procedure heeft de rechtbank aanleiding gezien om nader te onderzoeken of de grondslag van de maatregel juist was omdat de rechtbank uit de voortgangsrapportage niet kon afleiden of de maatregel nog steeds dient om de terugkeer naar Marokko te bewerkstelligen. Verweerder heeft door het verschaffen van een nadere toelichting over de onderzoekshandelingen in de andere lidstaten voldaan aan zijn bewijslast dat de voortduring van de maatregel op de juiste grondslag plaatsvindt.
8. In de M120 is met betrekking tot de te toetsen periode van 17 mei 2023 tot en met 28 juni 2023 vermeld dat er op 31 mei 2023 een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en dat er op 8 juni 2023 is gerappelleerd op een op 30 maart 2023 ingediende lp-aanvraag. De voortgangsrapportage is opgemaakt op 23 juni 2023. Verweerder heeft in zijn brief van 28 juni 2023 in aanvulling op de voortgangsrapportage onder meer aangegeven dat op 28 juni 2023 het vierde vertrekgesprek is gepland. De rechtbank overweegt dat uit deze handelingen blijkt dat verweerder voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Het hiervoor vermelde onderzoek in meerdere lidstaten om te bezien of identiteitsdocumenten van eiser kunnen worden verkregen acht de rechtbank buitengewoon voortvarend.
9. De rechtbank overweegt ten aanzien van het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn dat in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2023 [1] waarin de Afdeling dit, onder verwijzing naar haar uitspraak van 14 november 2022 [2] , bevestigt. Er zijn geen indicaties dat dit in het geval van eiser anders is. Sinds de sluiting van het laatste onderzoek in het kader van deze bewaringsmaatregel hebben de Marokkaanse autoriteiten niet laten weten dat zij aan eiser geen laissez-passer zullen verstrekken en geen medewerking zullen verlenen. Verder is niet gebleken dat eiser inmiddels wel meewerkt en voldoet aan de op hem rustende medewerkingsverplichting. Uit de vertrekgesprekken blijkt dat eiser op geen enkele manier heeft getracht zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen of een andere actie heeft ondernomen om zijn uitzetting te bespoedigen. Dat de uitzetting nog niet heeft plaatsgevonden komt niet doordat zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser kan het terugkeerproces bespoedigen door mee te werken. Gelet hierop ziet de rechtbank vooralsnog geen grond voor het oordeel dat in het geval van eiser het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.
10. De voortduring van de maatregel is in de te toetsen periode niet onrechtmatig (geweest) dus het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.G.G.M. van Buggenum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 30 juni 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.