ECLI:NL:RBDHA:2023:9434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
NL23.514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van gezinsleven en afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Jemenitische vrouw, had een mvv-aanvraag ingediend met als doel verblijf als familie- of gezinslid. De staatssecretaris had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, die in Nederland verblijft. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit was ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 mei 2023, waarbij zowel eiseres als de staatssecretaris vertegenwoordigd waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de omstandigheden van de zaak, waaronder de gezondheid van eiseres, de emotionele en financiële afhankelijkheid tussen eiseres en haar zoon, en de banden met het land van herkomst. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, vooral gezien de gezondheidsproblemen van zowel haar als haar zoon. De staatssecretaris daarentegen stelde dat eiseres in Egypte verblijft en dat zij in staat is om zelfstandig te functioneren zonder de aanwezigheid van haar zoon.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging die de staatssecretaris had gemaakt, redelijk was en dat de economische belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van eiseres. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In het besluit van 30 juni 2020 heeft de staatssecretaris de aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ in het kader van de procedure Toegang en Verblijf (TEV) afgewezen.
In een eerdere beslissing op het bezwaar van 19 februari 2021, voorafgaand aan het bestreden besluit, is het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de rechtbank Den Haag, deze zittingsplaats, van 14 juni 2021 is het beroep hiertegen ongegrond verklaard. [1]
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 13 juli 2022 het hoger beroep gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris geen belangenafweging heeft verricht.
In het bestreden besluit van 8 december 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar (wederom) ongegrond verklaard.
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Referent, [naam] , is verschenen. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Referent is de zoon van eiseres. Eiseres heeft de Jemenitische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1961. Referent is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland. Op 9 januari 2020 is een mvv-aanvraag ingediend voor eiseres met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ in het kader van de procedure TEV.
3. Niet in geschil is de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent. Het gaat in deze zaak om de vraag of de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent en of de staatssecretaris bij afweging van de betrokken belangen een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de Nederlandse overheid
4. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dus geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Bij afweging van de belangen stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiseres.
5. Eiseres voert aan dat wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres. Ten aanzien van de gezondheid van referent en eiseres voert eiseres aan dat referent veel stress ervaart doordat eiseres niet naar Nederland kan komen en zich zorgen maakt om de gezondheid van eiseres. Er zijn medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat eiseres gezondheidsklachten heeft, te weten ernstige gehoorproblemen en een schouderblessure. Daarnaast is eiseres ongeschoold en afhankelijk van de hulp van anderen. De kennissen/verre familie die eiseres helpen, kunnen eiseres niet altijd blijven helpen en verblijven bovendien maar tijdelijk in Egypte. Eiseres en referent hebben altijd samengewoond, terwijl referent heeft bij zijn vertrek uit Maleisië nooit de intentie gehad om voor langere tijd weg te gaan. Dat zij thans al jaren niet samenwonen is geen keuze, maar een gevolg van de situatie. Ten aanzien van de financiële afhankelijkheid stelt eiseres dat niet van doorslaggevende betekenis is dat financiële ondersteuning op afstand ook mogelijk is. Ten aanzien van de emotionele afhankelijkheid voert eiseres aan dat referent door het vroegtijdig verlies van zijn vader emotioneel zeer gehecht is aan zijn moeder en hij voelt zich meer dan gebruikelijk verantwoordelijk voor zijn moeder. Referent is de enige aangewezen persoon om voor eiseres te zorgen. Verder voert eiseres ten aanzien van de banden met het land van herkomst aan dat in Jemen sprake is van een objectieve belemmering om het familie- of gezinsleven uit te oefenen.
Ten aanzien van de belangenafweging voert eiseres nog het volgende aan.
Aangaande referent zijn voorafgaand aan de zitting nog stukken ingediend, waaronder een ‘traineeship agreement’ bij [naam] Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres dit stuk toegelicht en er op gewezen dat het in dit geval vrij zeker is dat referent over zes maanden een betaalde baan heeft en dat maakt dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres moet worden uitgelegd. Deze baangarantie staat niet met zoveel woorden in het overgelegde stuk, maar daar kan wel vanuit worden gegaan omdat er in referent geïnvesteerd wordt, aldus de gemachtigde van eiseres en referent.
5.1.
Volgens vaste jurisprudentie [2] is er sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in
artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige (niet-jongvolwassen) kinderen
als er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal
emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s). Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een de normale emotionele banden overstijgende afhankelijkheid tussen volwassen familieleden, is een aantal factoren van belang. Deze factoren betreffen de eventuele samenwoning, de mate van emotionele afhankelijkheid, de mate van financiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Ook mag gewicht worden toegekend aan de vraag of de door het afhankelijke familielid benodigde zorg exclusief door de referent kan worden gegeven of dat ook andere familieleden of derden die zorg kunnen verschaffen. Geen van deze factoren zijn op zichzelf of in combinatie per definitie voldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen. Daarbij zullen steeds alle omstandigheden van het
geval moeten worden meegewogen.
Een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiseres en referent, gelet op de aangevoerde omstandigheden in onderling verband en in samenhang bezien, geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Ten aanzien van de gezondheid van referent en eiseres heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat referent al jaren in Nederland verblijft zonder aanwezigheid van eiseres en van hem als getrouwde man met een gezin verwacht mag worden dat hij zelfstandig kan functioneren in Nederland zonder aanwezigheid van eiseres. Sinds 2021 heeft eiseres een geldig verblijfsrecht in Egypte en zij verblijft bij kennissen en/of verre familieleden. Ter zitting heeft de gemachtigde gesteld dat het visum van eiseres in Egypte inmiddels is verlopen. Gelet op de zogenaamde ex tunc toetsing, mag de rechtbank deze omstandigheid niet meewegen bij de beoordeling van het beroep van eiseres. Verder stelt de staatssecretaris terecht dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij dusdanig zorgbehoevend is dat zij zonder (mantel)zorg niet zelfstandig kan functioneren en dat alleen referent de aangewezen persoon is om deze zorg aan haar te verlenen. Ten aanzien van het samenwonen heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat het feit dat referent tot zijn vertrek uit Jemen op 9 juni 2018 bij eiseres heeft gewoond niet leidt tot gezinsleven. Op 14 juni 2018 zijn referent en eiseres naar Maleisië gereisd, waar ook de andere kinderen van eiseres woonden. Referent is vervolgens op 17 juni 2018 vertrokken en naar Duitsland gegaan. Eiseres heeft nog samengewoond met haar andere zoon en dochter. Haar zoon is vertrokken naar het Verenigd Koninkrijk voor het afronden van een studie en de dochter van eiseres is naar verluidt vertrokken naar Turkije. Ter zitting is bevestigd dat de dochter van eiseres zich momenteel in Turkije bevindt. Voorgaande wijst erop dat eiseres zich kennelijk wel zelfstandig kan handhaven, ook zonder hulp van referent. Verder stelt de staatssecretaris terecht dat de financiële afhankelijkheid onvoldoende is aangetoond en de gestelde ondersteuning vanuit Nederland kan worden voortgezet. Tot slot is het begrijpelijk dat referent een verantwoordelijkheidsgevoel voelt tegenover eiseres, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank niet ongebruikelijk tussen familieleden. De beroepsgrond slaagt niet.
De belangenafweging
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de belangenafweging, die hij heeft gemaakt om te beoordelen of er op grond van artikel 8 van het EVRM toch reden bestaat voor het verblijf van eiseres in Nederland bij referent [3] , redelijkerwijs in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
De staatssecretaris heeft hierbij niet ten onrechte in het nadeel van eiseres overwogen dat de wetgever niet heeft voorzien in het toestaan van het verblijf van een meerderjarige, zoals eiseres, bij haar meerderjarige zoon, zoals referent. Verder heeft de staatssecretaris niet ten onrechte ten nadele meegewogen dat de referent niet voldoet aan het middelenvereiste. Voor zover de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat referent de garantie heeft dat hij binnen zes maanden een baan heeft, zoals onder 5 is vermeld, overweegt de rechtbank dat zij deze omstandigheid niet meeweegt bij de beoordeling van het beroep van eiseres, omdat de rechtbank zich moet beperken tot de situatie zoals die bestond ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank gaat in dit beroep daarom dus uit van de situatie zoals die was op 8 december 2022, en toen voldeed referent niet aan het middelenvereiste. De staatssecretaris heeft in de belangenafweging ten nadele van eiseres betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De staatssecretaris heeft in het voordeel van eiseres meegewogen, dat er geen reden is te verwachten dat eiseres een gevaar zal zijn voor de openbare orde of volksgezondheid in Nederland en dat zij over een geldig document voor grensoverschrijding bezit. Weliswaar is er een objectieve belemmering voor referent om in Jemen met eiseres samen te wonen, maar deze omstandigheid wordt niet heel zwaar in het voordeel meegewogen, omdat er geen sprake is van gezinsleven tussen eiseres en referent. Ten aanzien van de medische situatie van eiseres heeft de staatsecretaris zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat dit geen heel bijzondere of uitzonderlijke omstandigheden zijn om de belangenafweging in het voordeel van eiseres uit te laten vallen. De rechtbank kan dit volgen. Dit geldt eveneens voor hetgeen de staatssecretaris heeft overwogen omtrent de banden met de andere gezinsleden, het rechtmatig verblijf in Egypte en de omstandigheid dat eiseres geen band heeft met Nederland. De staatssecretaris heeft dan ook het economisch belang voor de Nederlandse overheid zwaarwegender mogen achten dan de persoonlijke belangen van eiseres. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht in beroep geen reden om te oordelen dat de staatssecretaris de belangenafweging niet redelijkerwijs in het nadeel van eiseres mocht laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld het arrest van EHRM van 17 februari 2009,
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.