ECLI:NL:RBDHA:2023:9397
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Eritrese nationaliteit met een V-nummer, had op 16 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 15 oktober 2021. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 1 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Na deze beslissing heeft verzoeker op 14 maart 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 14 december 2022 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door de staatssecretaris op basis van het WBV 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn op 14 september 2023.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 29 december 2022 prematuur was en dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.