ECLI:NL:RBDHA:2023:9357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te bezitten, had op 9 december 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Echter, op 25 april 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser op of omstreeks 29 maart 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, wat de rechtbank ertoe bracht om de zaak onmiddellijk te behandelen en uitspraak te doen.
De rechtbank overweegt dat wanneer een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming. De gemachtigde van eiser had weliswaar aangegeven dat hij eiser via WhatsApp op de hoogte houdt van de procedure, maar er was geen bevestiging dat eiser nog in Nederland verbleef of contact had met zijn gemachtigde. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 1 juni 2023 door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.