ECLI:NL:RBDHA:2023:9306
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Afghaanse nationaliteit, op 7 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft eiser op 30 november 2022 geïnformeerd over de verlenging van de beslistermijn in verband met de inwerkingtreding van het WBV 2022/22. Eiser heeft op 11 januari 2023 de Staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 2 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag op 7 juli 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 7 januari 2023 verstrijken. Echter, de Staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege de inwerkingtreding van het WBV 2022/22, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 11 januari 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.