ECLI:NL:RBDHA:2023:930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
22/1232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door de gemeente Leidschendam-Voorburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Eiser, die in een tweekamerappartement woont zonder lift, heeft de aanvraag ingediend vanwege de komst van een baby en de medische omstandigheden van zijn vrouw. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden, waaronder het niet aannemelijk maken van een urgent huisvestingsprobleem en het niet voldoen aan de voorwaarden van de hardheidsclausule.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bij het toekennen van urgentieverklaringen beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt en dat het beleid van de gemeente niet onredelijk is, gezien het grote aantal aanvragen en de beperkte woningvoorraad. Eiser had niet voldoende aangetoond dat zijn situatie zich onderscheidt van andere woningzoekenden in vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank benadrukte dat de situatie van eiser, hoewel niet ideaal, niet voldoende was om een urgentieverklaring te rechtvaardigen. Eiser had niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod en had niet aangetoond dat hij niet zelf een oplossing voor zijn vestigingsprobleem kon vinden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om de kosten van de procedure te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L. Roumen),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Doran).

Procesverloop

In het besluit van 11 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring afgewezen.
In het besluit van 13 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 met behulp van een videoverbinding op zitting behandeld. Eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser woont in een tweekamerappartement, op de eerste etage en zonder lift. Hij staat sinds 2015 ingeschreven bij Woonnet Haaglanden. In februari 2021 is zijn vrouw bij hem komen wonen. Omdat een baby op komst is en eiser de woning, mede vanwege medische omstandigheden van zijn vrouw, niet geschikt vindt voor zijn gezin, vraagt eiser op 30 juni 2021 een urgentieverklaring aan.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er volgens hem geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Er is sprake van meerdere weigeringsgronden [1] en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hardheidsclausule op zijn situatie van toepassing is.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser vindt dat hij de noodzaak voor een urgentieverklaring voldoende heeft onderbouwd. De weigeringsgronden zijn dus ten onrechte toegepast en is het beroep op de hardheidsclausule ten onrechte afgewezen. De afwijzing van de aanvraag is in strijd met artikel 12 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 9 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Weigeringsgronden
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
5. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter [2] niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [3] In beginsel wordt er geen urgentieverklaring verstrekt als zich één van de in het beleid genoemde algemene weigeringsgronden voordoet. [4]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiser niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt omdat in zijn geval een aantal weigeringsgronden van toepassing is. Eiser had kunnen voorzien dat gezinsuitbreiding, zonder eerst over een passende woning te beschikken, tot problemen kon leiden. [5] Ook heeft eiser niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod. [6] Eiser heeft immers voornamelijk op eengezinswoningen en/of op woningen met een lift gereageerd, en heeft niet aantoonbaar ten minste twee keer per week op het beschikbare woningaanbod gereageerd in de drie maanden direct voorafgaande aan de aanvraag [7] .
7. Omdat een algemene weigeringsgrond van toepassing is, hoefde verweerder niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend.
Hardheidsclausule
8. De rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiser en zijn gezin niet ideaal is, maar dit is onvoldoende voor een urgentieverklaring. Eiser onderscheidt zich met zijn woonsituatie onvoldoende van anderen die zich in soortgelijke omstandigheden bevinden. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiser, gelet op (de duur van) zijn inschrijving op Woonnet Haaglanden, het vestigingsprobleem niet zelf kan oplossen. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de door eiser geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.
9. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder het recht van eiser te huwen en een gezin te stichten niet schendt door de weigering een urgentieverklaring te verlenen. Verweerder heeft eiser in het uitoefen van dat recht niet belet. Uit artikel 12 van het EVRM en artikel 9 van het Handvest volgt geen aansprak op een urgentieverklaring.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen urgentieverklaring krijgt.
11. Verweerder hoeft de kosten die eiser voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5 onder b, d, k en m, van de Huisvestingsverordening 2019 Leidschendam-Voorburg (Hvv), in samenhang gelezen met daarmee corresponderende bepalingen uit de Beleidsregel Urgentieverklaringen Leidschendam-Voorburg 2019 (Beleidsregel).
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
3.ABRvS 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
4.ABRvS 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397.
5.Artikel 4:5, onder b en d, van de Hvv.
6.Artikel 4:5, onder m, van de Hvv.
7.Artikel 2.1.13, onder a en onder b, van de Beleidsregel.