ECLI:NL:RBDHA:2023:930
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door de gemeente Leidschendam-Voorburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Eiser, die in een tweekamerappartement woont zonder lift, heeft de aanvraag ingediend vanwege de komst van een baby en de medische omstandigheden van zijn vrouw. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden, waaronder het niet aannemelijk maken van een urgent huisvestingsprobleem en het niet voldoen aan de voorwaarden van de hardheidsclausule.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bij het toekennen van urgentieverklaringen beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt en dat het beleid van de gemeente niet onredelijk is, gezien het grote aantal aanvragen en de beperkte woningvoorraad. Eiser had niet voldoende aangetoond dat zijn situatie zich onderscheidt van andere woningzoekenden in vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank benadrukte dat de situatie van eiser, hoewel niet ideaal, niet voldoende was om een urgentieverklaring te rechtvaardigen. Eiser had niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod en had niet aangetoond dat hij niet zelf een oplossing voor zijn vestigingsprobleem kon vinden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om de kosten van de procedure te vergoeden.