ECLI:NL:RBDHA:2023:929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
22/666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door de Rechtbank Den Haag

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, die bij haar ouders woont met haar drie kinderen, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, omdat zij en haar kinderen in een ongeschikte woonsituatie verkeren. De aanvraag werd echter afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de hardheidsclausule op haar situatie van toepassing was. Eiseres ging in beroep tegen deze afwijzing.

Tijdens de zitting op 21 december 2022 werd het beroep behandeld. Eiseres betoogde dat haar situatie, met een pasgeboren tweeling en een beëindigde relatie, voldoende urgentie met zich meebracht voor een urgentieverklaring. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank stelde vast dat de weigeringsgronden die door verweerder zijn toegepast, niet onredelijk zijn, gezien het grote aantal aanvragen en de beperkte woningvoorraad.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring, omdat haar situatie niet voldoende onderscheidend is van andere woningzoekenden in vergelijkbare omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en dat verweerder niet verplicht is de kosten van de procedure te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/666

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.C. Hocks).

Procesverloop

In het besluit van 10 mei 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
In het besluit van 16 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 met behulp van een videoverbinding op zitting behandeld. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres woont bij haar ouders in, in een eengezinswoning. Eiseres bewoont daar een kamer, samen met haar vriend en hun dochtertje van zeven maanden. Eiseres is zwanger van een tweeling. Omdat haar woonruimte te klein is en de hygiëne in het huis in een slechte staat is, vraagt eiseres een urgentieverklaring aan.
1.1.
Tijdens de bezwaarprocedure is de tweeling geboren en is de relatie van eiseres met haar vriend beëindigd. Eiseres woont nu met haar drie kinderen in haar kamer bij haar ouders.
2. Verweerder wijst de aanvraag af omdat er volgens hem geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Er is sprake van meerdere weigeringsgronden [1] en eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hardheidsclausule op haar situatie van toepassing is.
In het bestreden besluit volhardt verweerder in zijn weigering een urgentieverklaring te verstrekken.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat zij de noodzaak voor een urgentieverklaring voldoende heeft onderbouwd. Er is geen sprake van voorzienbare omstandigheden dan wel van omstandigheden die haar te verwijten vallen. De weigeringsgronden zijn dus ten onrechte toegepast. Het beroep op de hardheidsclausule is ten onrechte afgewezen. Ook heeft verweerder ten onrechte geen nader onderzoek verricht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Weigeringsgronden
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
5. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter [2] niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [3] In beginsel wordt er geen urgentieverklaring verstrekt als zich één van de in het beleid genoemde algemene weigeringsgronden voordoet. [4]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt omdat in haar geval een aantal weigeringsgronden van toepassing is. Het huisvestingsprobleem houdt verband in met het inwonen van eiseres (met kinderen) bij een ander huishouden, dat van haar ouders. Een dergelijke situatie is in de Beleidsregel expliciet uitgesloten van een urgentieverklaring. Dit geldt ook voor de situatie dat de aanvrager zwanger is en dat de aanvrager psychische problemen heeft. Eiseres had kunnen voorzien dat gezinsuitbreiding, zonder eerst over een passende woning te beschikken, tot problemen kon leiden. [5]
7. Omdat een algemene weigeringsgrond van toepassing is, hoefde verweerder niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend.
Hardheidsclausule
8. De rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiseres en haar gezin niet ideaal is, maar dit is onvoldoende voor een urgentieverklaring. Eiseres onderscheidt zich met haar woonsituatie onvoldoende van anderen die zich in soortgelijke omstandigheden bevinden. Eiseres heeft haar medische situatie onvoldoende onderbouwd voor een ander oordeel. Enkel een verklaring van de huisarts volstaat niet. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres het vestigingsprobleem niet zelf kan oplossen. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt.
10. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5 onder b, c, d en l, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Hvv), in samenhang gelezen met daarmee corresponderende bepalingen uit de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
3.ABRvS 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
4.ABRvS 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397.
5.Artikel 4:5, onder b en d, van de Hvv.