ECLI:NL:RBDHA:2023:9275
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 23 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en heeft op 17 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft eiser op 30 november 2022 geïnformeerd over de verlenging van de beslistermijn in verband met de inwerkingtreding van het WBV 2022/22.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 23 juni 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 23 december 2022. Echter, de Staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat rechtsgeldig is verklaard door de rechtbank in een eerdere uitspraak.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn eindigt op 23 september 2023, waardoor de ingebrekestelling van 2 januari 2023 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.