ECLI:NL:RBDHA:2023:9189
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens prematuur indienen
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 18 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van stilzwijgen heeft eiseres op 24 januari 2023 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 10 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 31 maart 2023 de aanvraag van eiseres alsnog ingewilligd, maar eiseres heeft haar beroep gehandhaafd en verzocht om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 18 mei 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 17 november 2022. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de beslistermijn op 18 augustus 2023 verstrijkt. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 24 januari 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is aan partijen verzonden, met de mogelijkheid voor eiseres om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.