ECLI:NL:RBDHA:2023:9180
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit van 1 mei 2023 vermeld dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op of omstreeks 5 april 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 24 mei 2023 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser. Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door zijn aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.