Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
- 3400 kg cocaïne ( [zaaksdossier] ), en/of
- een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(en) bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden gehad en/of
- inlichtingen en/of foto's van verdovende middelen uitgewisseld met betrekking tot de koop en/of verkoop van die verdovende middelen en/of
- ontmoetingen gehad met en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of te vervoeren.
3.Procesafspraken
- de verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen;
- de verdachte hoeft in het kader van de afspraken geen nadere verklaring af te leggen. Uiteraard staat het hem vrij dit ter terechtzitting alsnog/wel te doen;
- de officier van justitie zal ter terechtzitting rekwireren tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en zal voor die bewezenverklaring een gevangenisstraf vorderen van vijf jaren en zes maanden;
- door de verdediging worden geen verweren gevoerd;
- de officier van justitie zal geen ontneming in deze zaak vorderen;
- de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken;
- de officier van justitie zal – nadat deze strafzaak is afgedaan – de verdachte niet vervolgen voor andere Opiumwet-feiten, voor zover deze zien op chatberichten uit de dataset zoals die is verstrekt in onderzoek Citroen aangaande Encrochat- [account] ’ en [account] ’;
- door de verdediging en de officier van justitie zal geen hoger beroep worden ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en de officier van justitie gemaakte afspraken.
- indien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring zou komen, maar uitsluitend voor zover hierdoor de aard van het delict wezenlijk verandert;
- indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de overeengekomen straf niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.
eerstevraag van artikel 350 Sv brengt de eigen zelfstandige verantwoordelijkheid van de rechtbank met zich dat zij zelf – ongeacht wat het afdoeningsvoorstel daarover inhoudt – dient na te gaan of zij het aan de verdachte ten laste gelegde feit bewezen acht. Artikel 338 Sv dwingt de rechtbank ertoe het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan slechts aan te nemen indien zij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.
vierdevraag van artikel 350 Sv heeft de rechtbank een eigen zelfstandige verantwoordelijkheid om te komen tot een strafoplegging die zij passend en geboden acht. De rechtbank heeft hierbij een grote vrijheid, zowel in de keuze van de op te leggen straf als de waardering van de factoren die zij daarbij betrekt. Het afdoeningsvoorstel is een relevante factor die de rechtbank moet betrekken bij de keuze van de op te leggen straf. Indien de rechtbank van oordeel is dat wat het afdoeningsvoorstel over de strafoplegging inhoudt, in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting, ligt het in de rede dat zij die straf als passend en geboden oplegt.
lagerestraf passend en geboden zou achten.
4.De bewijsbeslissing
- één of meerdere PGP-telefoons voorhanden gehad en
- inlichtingen en foto's van verdovende middelen uitgewisseld met betrekking tot de koop en verkoop van die verdovende middelen en
- telefonische afspraken gemaakt met en besprekingen en onderhandelingen gevoerd met en inlichtingen en aanwijzingen en opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en een of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en verkopen en in ontvangst te nemen en te vervoeren.
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De strafoplegging
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
5 (VIJF) JARENen
6 (ZES) MAANDEN;