In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die hij op 19 maart 2021 had ingediend. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank Groningen ontvangen, waarin was bepaald dat verweerder binnen acht weken na de start van de AA-procedure op 11 januari 2022 een besluit moest nemen. Deze termijn was ongebruikt verstreken op 8 augustus 2022, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van €100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van €7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op €418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.