ECLI:NL:RBDHA:2023:9139
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te vroege ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, die een asielaanvraag had ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De eiser had op 7 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 4 juli 2021 was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn was verlengd vanwege complexe feitelijke en juridische kwesties, zoals vastgesteld in de WBV 2022/22. Hierdoor was de ingebrekestelling van de eiser, die op 8 november 2022 was verzonden, te vroeg, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 20 april 2023, waarin werd geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. De rechtbank concludeert dat de eiser niet ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de ingebrekestelling prematuur was. Dit betekent dat de rechtbank geen inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag heeft gedaan, maar enkel de procedurele aspecten heeft beoordeeld. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in haar overwegingen betrokken, evenals de Europese regelgeving met betrekking tot asielprocedures.