ECLI:NL:RBDHA:2023:9113
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Volgens deze verordening mag de Staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat Nederland altijd zijn eindbestemming is geweest en dat hij zijn asielaanvraag in Spanje bewust heeft achterwege gelaten vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank overweegt echter dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Spanje niet aan zijn verdragsverplichtingen voldoet. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris geen aanleiding had om de asielaanvraag in behandeling te nemen, aangezien het indienen van een aanvraag in een andere lidstaat niet aan eiser is om te bepalen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt vast dat eiser geen recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier, en is openbaar gemaakt op 9 juni 2023.