ECLI:NL:RBDHA:2023:9110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
SGR 22/1980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepszaak over weigering ZW-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure van eiseres tegen de weigering van een Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiseres had zich op 10 oktober 2019 ziekgemeld en het UWV had in een beslissing op bezwaar van 16 april 2020 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder, op 15 november 2021, het beroep van eiseres gegrond verklaard en het UWV opgedragen een nieuw besluit te nemen. In de nieuwe beslissing op bezwaar, genomen op 17 maart 2022, bleef het UWV bij zijn standpunt dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering omdat zij geschikt werd geacht voor de functies die na de WIA-beroepsprocedure als maatstaf voor arbeid gelden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen deze beslissing behandeld op 31 mei 2023.

Eiseres betwistte de beslissing van het UWV en voerde aan dat het dossier onvolledig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de aanbevelingen van de ingeschakelde deskundige neuroloog Portegies. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering, omdat zij per 10 oktober 2019 geschikt was voor de geduide functies. De rechtbank vond dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze was gemotiveerd.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase, wat aanleiding gaf tot schadevergoeding van € 3.500,- aan eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, maar veroordeelde de Staat tot het betalen van de schadevergoeding en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1980

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I.G.M. van Gorkum),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay),
en
de Staat der Nederlanden, ministerie van Justitie en Veiligheid(hierna: de Staat).

Inleiding

De rechtbank Den Haag heeft op 15 november 2021 uitspraak gedaan in de beroepsprocedure over de beslissing op bezwaar van 16 april 2020. In deze beslissing op bezwaar heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen de weigering van een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 10 oktober 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van eiseres hiertegen gegrond verklaard, en het UWV opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de aanwijzingen van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige neuroloog Portegies (hierna: Portegies).
In de nieuwe beslissing op bezwaar is het UWV bij zijn standpunt gebleven dat eiseres per 10 oktober 2019 geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat zij per die datum geschikt is geacht voor de functies die na de WIA [1] -beroepsprocedure als maatstaf voor arbeid gelden.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 17 maart 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de zoon van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Op 10 oktober 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW). Het UWV heeft na medisch onderzoek bepaald dat eiseres geschikt is voor de bij de WIA-beroepsprocedure geduide functies, en daarom geen recht heeft op een ZW-uitkering.
2. Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingesteld. Met de beslissing op bezwaar van 16 april 2020 werd het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Vervolgens is eiseres in beroep gegaan. De rechtbank heeft met de uitspraak van 15 november 2021 haar beroep gegrond verklaard en het UWV opgedragen een nieuw besluit te nemen. Na medisch onderzoek heeft het UWV het bestreden besluit van 17 maart 2022 genomen.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres per 10 oktober 2019 geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat zij per die datum geschikt is geacht voor de functies die na de WIA-beroepsprocedure als maatstaf voor arbeid gelden.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 14 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 december 2021.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Allereerst stelt zij dat het dossier, zoals dit door de rechtbank is toegezonden, onvolledig en onzorgvuldig is samengesteld. In het dossier ontbreken het deskundigenrapport en de reacties daarop van de gemachtigde en het UWV. Daarnaast ontbreken de aangepaste FML’s, de rapportage van de arbeidsdeskundige B&B en de nieuw geduide functies. Hierdoor ontbreekt een compleet overzicht van de procedure. Volgens eiseres is hierdoor het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van equality of arms geschonden. Dit geeft volgens eiseres in ieder geval aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
6. Zij stelt dat ook in deze zaak de verzekeringsarts B&B de aanpassingen in de FML
(de rechtbank begrijpt: de aanpassingen die zijn voorgesteld door Portegies)onjuist, althans onvolledig heeft doorgevoerd. Er had meer rekening gehouden moeten worden met de aanbevelingen van Portegies. Primair verzoekt eiseres de rechtbank zelf in de zaak te voorzien door te oordelen dat er onvoldoende functies resteren om een schatting op te kunnen baseren. Subsidiair verzoekt eiseres de rechtbank om opnieuw een deskundige te benoemen.
7. Eiseres vindt verder dat de geduide functies kritisch en zonder de door de verzekeringsarts B&B aangebrachte relativeringen beoordeeld moeten worden. In alle geduide functies wordt de belastbaarheid van eiseres overschreden, en vervolgens ten onrechte geaccordeerd op basis van de toelichtingen/kanttekeningen van de verzekeringsarts B&B. De functies vergen te veel van eiseres en dienen te vervallen.
8. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank te bekijken of er een overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht heeft besloten om eiseres geen ZW-uitkering toe te kennen, omdat zij op 10 oktober 2019 geschikt is voor in ieder geval twee van de bij de WIA-beroepsprocedure geduide functies. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 10 oktober 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 10 oktober 2019 geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat zij per die datum geschikt is voor de functies die na de WIA-beroepsprocedure als maatstaf voor arbeid gelden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Eiseres is van mening dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Volgens eiseres blijkt dit uit het feit dat in het dossier alleen de rapportage van de verzekeringsarts B&B van 14 maart 2022 zit. Dit rapport (onder punt 2 Beschouwing) beslaat slechts zes regels waaruit blijkt dat de functies productiemedewerker industrie en medewerker tuinbouw volgens de verzekeringsarts B&B geen overschrijdingen van de belastbaarheid opleveren. Ook vindt eiseres het onzorgvuldig dat zij niet is gezien door de verzekeringsarts B&B.
12. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een onzorgvuldig onderzoek omdat het deskundigenrapport en de reacties daarop van de gemachtigde en het UWV ontbreken in het dossier. De rechtbank wijst op de samenhang van onderhavige beroepsprocedure met de WIA-beroepsprocedure die betrekking heeft op het besluit van 1 februari 2022 (SGR 22/1736). In het dossier van die procedure zijn de door eiseres genoemde stukken wel aanwezig. Eiseres heeft deze stukken dus wel tot haar beschikking. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat ook de aangepaste FML’s, de rapportage van de arbeidsdeskundige B&B en de nieuw geduide functies ontbreken volgt de rechtbank de toelichting van het UWV ter zitting. Uit deze toelichting blijkt dat er geen arbeidsdeskundige B&B opnieuw naar de functies heeft gekeken, omdat er geen nieuwe functies zijn geduid, maar de functies uit de WIA-procedure in stand zijn gebleven. Daarnaast is in onderhavige procedure dezelfde FML (de FML van 20 december 2021) van toepassing als in de WIA-beroepsprocedure die betrekking heeft op het besluit van 1 februari 2022. Deze had eiseres dus ook tot haar beschikking. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van equality of arms. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts B&B van 14 maart 2022, hoewel het een summier rapport is, toch zorgvuldig is gelet op de opdracht van de rechtbank en de eerdere rapportages van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat het niet de opdracht van de rechtbank was om eiseres nog een keer te zien.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts B&B bij het aanpassen van de FML op 20 december 2021 meer rekening had moeten houden met de aanbevelingen van Portegies. Zo is er nog altijd geen beperking opgenomen voor FML-item 4.22 (knielen of hurken). Er is wel een toelichting gegeven maar dit is nog altijd een kanttekening/voorwaarde waar het systeem niet op ‘piept’ bij overschrijdingen. De beperkingen die volgens Portegies nodig waren zijn feitelijk van nul en generlei waarde doordat in de toelichting met behulp van kanttekeningen steeds alle beperkingen weer teniet worden gedaan. Eiseres wijst op kanttekeningen die zijn opgenomen zoals:
‘overschrijdingen zijn incidenteel toegestaan’,
‘een enkele keer tot vijf kilo’,
‘over kleinere torsiehoeken kan een ruimere frequentie geaccepteerd worden’,
‘heeft grondbereik, daarom een niet-beperkende score’. Deze relativeringen gaan volgens eiseres voorbij aan het advies van Portegies, de opmerking van de rechtbank in de uitspraak van 15 november 2021 over juist deze ‘kanttekeningen’ van de verzekeringsarts B&B en de opdracht van de rechtbank aan het UWV. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts B&B zich niet aan de hem gegeven opdracht gehouden en moet de FML nog verder worden aangescherpt.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 10 oktober 2019 in het rapport van 14 maart 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B wijst op de toen geldende invulinstructie. Volgens hem was er in het licht van die invulinstructie geen ruimte voor een beperking op het aspect knielen of hurken (FML-item 4.22). De verzekeringsarts B&B heeft bij item 4.22 wel een toelichting opgenomen. De rechtbank begrijpt de verzekeringsarts B&B zo dat hij verwijst naar de Basisinformatie CBBS (versie 2013). Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar is te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. [2] De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B volgen in de manier waarop hij de FML heeft ingevuld gelet op de instructies met betrekking tot de Basisinformatie CBBS (versie 2013). De rechtbank zal dat uitleggen. Deskundige Portegies is van mening dat eiseres licht beperkt is op de FML-items 4.10 (buigen), 4.12 (torderen), 4.22 (knielen of hurken), 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn), 5.6 (gebogen en/of getordeerd actief zijn). Voor 4.10 (buigen) heeft de verzekeringsarts B&B eiseres sterk beperkt geacht in de FML. Ten aanzien van dat item heeft de verzekeringsarts B&B eiseres dus meer beperkt geacht dan Portegies. Ten aanzien van 4.12 (torderen) is eiseres beperkt geacht, met als toelichting dat 45 graden het maximum is voor een frequentie van eens per minuut en dat over kleinere torsiehoeken een ruimere frequentie geaccepteerd kan worden. Omdat Portegies vindt dat eiseres licht beperkt is op dit item, is de rechtbank van oordeel dat er ook bij dit item ondanks de toelichting is voldaan aan de opdracht om het deskundigenoordeel van Portegies op te volgen. Voor 4.22 (knielen of hurken) heeft de verzekeringsarts B&B de normaalwaarde ingevuld met daarbij de toelichting dat eisers grondbereik heeft, en dat daarom sprake is van een niet beperkte score. Daar voegt hij aan toe dat grondbereik wel beperkt moet blijven tot enkele malen per uur. De rechtbank constateert dat conform de Basisinformatie CBBS (versie 2013) op dit item alleen ‘normaal’ of ‘beperkt’ kan worden gescoord. Beperkt kan alleen gescoord worden indien knielen of hurken in slechts een minderheid van het aantal uren per werkdag hooguit 10 keer per uur mag voorkomen. Indien hier geen sprake van is moet ‘normaal’ worden gescoord, waarbij wel een beperkende toelichting kan worden geplaatst. Uit de Basisinformatie CBBS (versie 2013) blijkt dat op grond van die toelichting bij elke geselecteerde functie een signalering wordt afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat de verzekeringsarts B&B een normaalwaarde heeft ingevuld op dit item, door de beperkende toelichting alsnog wordt voldaan aan het oordeel van Portegies dat eiseres licht beperkt is op dit item. Op de items 5.5 (geknield of gehurkt actief zijn) en 5.6 (gebogen en/of getordeerd actief zijn) is eiseres beperkt geacht door de verzekeringsarts B&B. De rechtbank is van oordeel dat ondanks de toelichtingen, gelet op de Basisinformatie CBBS (versie 2013), alsnog voldaan wordt aan het oordeel van Portegies dat eiseres licht beperkt is op deze items.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 10 oktober 2019 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Functies
16. Volgens de verzekeringsarts B&B leveren de functies productiemedewerker industrie en medewerker tuinbouw geen overschrijdingen op van de belastbaarheid van eiseres. Eiseres voert aan dat zij de functies niet kan verrichten omdat het volkomen zittende functies zijn en vanwege haar polsklachten als gevolg van het carpaal tunnel syndroom. Ten aanzien van item 5.1 (zitten) is eiseres licht beperkt geacht in de FML. De rechtbank constateert dat er geen signaleringen zijn op dat aspect. In dit verband wijst de rechtbank op een uitspraak van de CRvB waarin is geoordeeld dat indien er geen signalering is bij een aspect in het CBBS, er dan geen overschrijding van de belastbaarheid is op dat punt. [3] Ten aanzien van de polsklachten is door het UWV ter zitting toegelicht dat er geen beperkingen zijn opgenomen voor polsklachten in de FML, waarbij wordt verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts van 5 december 2019. Een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres vanwege polsklachten is dus ook niet aan de orde. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
Overschrijding van de redelijke termijn
17. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en ziet aanleiding voor schadevergoeding. Eiseres heeft op 12 december 2019 bezwaar ingediend tegen het primaire besluit van 5 december 2019. Sinds 12 december 2019 is er meer dan twee jaar verstreken, zodat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Er heeft geen overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase plaatsgevonden, omdat de beslissing op bezwaar dateert van 16 april 2020 en dat is minder dan een half jaar na het bezwaarschrift. De overschrijding van de redelijke termijn heeft in de rechterlijke fase plaatsgevonden. Op 11 mei 2020 heeft eiseres beroep ingesteld. Vervolgens heeft de rechtbank het beroep van eiseres met de uitspraak van 15 november 2021 gegrond verklaard en het UWV opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tegen de nieuwe beslissing op bezwaar is eiseres in beroep gegaan. Onderhavige zaak betreft dat beroep. Voor de rechterlijke fase is 11 mei 2020, de datum waarop eiseres in eerste instantie beroep heeft ingesteld, het startpunt. Sinds 11 mei 2020 is drie jaar en iets meer dan een maand verstreken. Uitgaande van een overschrijding van de redelijke termijn met drie jaar en iets meer dan een maand en een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, heeft eiseres recht op een bedrag van € 3.500,- aan schadevergoeding.
18. Aanleiding bestaat om de Staat te veroordelen in de proceskosten van eiseres in verband met het verzoek om veroordeling tot vergoeding van deze schade. Deze kosten worden begroot op € 418,50 (1 punt met wegingsfactor 0,5) in verband met de indiening van het verzoek.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht geweigerd eiseres per 10 oktober 2019 een ZW-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum geschikt is geacht voor de functies die na de WIA-beroepsprocedure als maatstaf voor arbeid gelden
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht, op wat is overwogen in rechtsoverweging 18 na, niet vergoed. Wel ziet de rechtbank aanleiding voor schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 3.500,-;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan op 22 juni 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet WIA = Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737.
3.Uitspraak van de CRvB van 15 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:957.