ECLI:NL:RBDHA:2023:9106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en indirect refoulement in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 28 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft op 30 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar eiser zelf niet.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland te maken heeft gehad met discriminatie en dat hij daar een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Duitsland een reëel risico loopt op dergelijke behandeling. Eiser heeft weliswaar zijn ervaringen in Duitsland uiteengezet, maar de rechtbank concludeert dat hij niet kan bewijzen dat de Duitse autoriteiten zich niet aan hun verplichtingen houden.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat er een verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Nederland en Duitsland voor Jemenieten, wat zou leiden tot indirect refoulement. De rechtbank oordeelt dat eiser ook hierin niet slaagt, omdat hij niet kan aantonen dat er een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid bestaat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar gemaakt op 14 juni 2023.