In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. Ocak, had zich afgemeld voor de zitting, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. S. Aboulouafa, wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije heeft gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard.
De rechtbank oordeelt dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Er is geen nader onderzoek gedaan naar het risico op pushbacks en de opvangomstandigheden voor terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft echter aangetoond dat Bulgarije systematisch pushbacks uitvoert, wat de rechtbank als een fundamentele systeemfout in de asielprocedure beschouwt.
De rechtbank concludeert dat er serieuze aanknopingspunten zijn dat ook Dublinclaimanten in Bulgarije met pushbacks te maken kunnen krijgen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten in Bulgarije, voordat hij kan stellen dat overdracht aan Bulgarije geen schending van mensenrechten met zich meebrengt. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.