ECLI:NL:RBDHA:2023:9093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL22.20330 en NL23.16533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en niet-tijdige besluitvorming door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juni 2023, zijn twee asielaanvragen behandeld van eisers van Guinese en Ivoriaanse nationaliteit. De eisers hebben op 15 mei 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft in een brief van 7 juni 2021 medegedeeld dat eiseres is opgenomen in de nationale procedure. Echter, na een lange periode van inactiviteit heeft verweerder op 13 april 2023 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, waarbij zij verweerder in gebreke hebben gesteld op 22 september 2022.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, maar het beroep van de eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiser, en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.

De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de relevante juridische bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegepast in haar overwegingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.20330 en NL23.16533

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiseres

geboren op [geboortedatum]
van Guinese nationaliteit
V-nummer: [nummer]

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum]
van Ivoriaanse nationaliteit
V-nummer: [nummer]
hierna ook: eisers
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 15 mei 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 7 juni 2021 heeft verweerder medegedeeld dat eiseres is opgenomen in de nationale procedure.
Bij brief van 22 september 2022 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvragen. Eisers hebben vervolgens op 10 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben hierop gereageerd.
Verweerder heeft met het besluit van 13 april 2023 alsnog op de aanvraag van eiseres beslist. Eiseres heeft desgevraagd geen reactie gegeven op het alsnog genomen besluit.

Overwegingen

Vooreerst en vooraf
Op 10 oktober 2022 is zaaknummer NL22.20330 (eiseres) ingeschreven. Het zaaknummer NL23.16533 (eiser) is op 6 juni 2023 ingeschreven. Eisers hebben bedoeld gezamenlijk hun beroepschrift op 10 oktober 2022 te hebben ingediend. Verweerder is in zijn verweerschrift ook, namelijk gericht op eisers, daarvan uitgegaan. De rechtbank stelt vast dat uit de gedingstukken volgt dat eisers op 10 oktober 2022 hun gezamenlijke beroep hebben ingediend
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Zaaknummer NL22.20330
2. Omdat verweerder inmiddels een besluit op de asielaanvraag van eiseres heeft genomen, heeft eiseres geen belang meer bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Omdat eiseres desgevraagd geen reactie heeft gegeven op het alsnog genomen besluit, moet het ervoor worden gehouden dat dit besluit geheel aan het beroep van eiseres tegemoet komt. Het beroep heeft daarom niet op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb mede betrekking op het alsnog genomen besluit.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Zaaknummer NL23.16533
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De rechtbank stelt vast - en dat is tussen partijen ook niet in geschil - dat deze wettelijke beslistermijn is verstreken, dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (hierna: de Tijdelijke wet) is bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19, afdeling 8.2.4a en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft zich in twee uitspraken van 30 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) uitgelaten over de verbindendheid van artikel 1 van de Tijdelijke wet voor zover dat artikel de mogelijkheid uitsluit dat in de asielprocedure de staatssecretaris een dwangsom verbeurt wanneer hij na ingebrekestelling niet tijdig een besluit neemt op een asielaanvraag (de bestuurlijke dwangsom) en dat de bestuursrechter bepaalt dat de staatssecretaris een in een uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt (de rechterlijke dwangsom). Naar het oordeel van de ABRvS is het uitsluiten van het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom niet in strijd met het Unierecht. Dit betekent dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet binnen twee weken na ingebrekestelling alsnog een besluit neemt op de asielaanvraag van de vreemdeling. Het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in asielzaken heeft de ABRvS wél in strijd met het Unierecht geacht. Artikel 1 van de Tijdelijk wet is in zoverre onverbindend.
8. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat verweerder alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiser. In de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de ABRvS verweerder gevolgd in het standpunt dat een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-wekenmodel) passend is. De rechtbank ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen.
9. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Proceskostenvergoeding
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die eisers hebben gemaakt. Niet in geschil is namelijk dat verweerder niet tijdig op de asielaanvragen van eisers heeft beslist, dat eisers vervolgens een geldige ingebrekestelling hebben verstuurd en een beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit een besluit hebben ingesteld. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het gezamenlijke beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak NL22.20330 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep in de zaak NL23.16533 gegrond;
- draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van eiser bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.