In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras. Eiser, een bewoner van een woning in het Zeeheldenkwartier, had een aanvraag ingediend voor een dakterras van 5 m² op een bestaande aanbouw. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag op 3 november 2020 geweigerd, omdat het dakterras in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de aanvraag voor het dakterras in strijd is met het bestemmingsplan, dat geen afwijkingsmogelijkheden biedt. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geweigerd omgevingsvergunning te verlenen, omdat het dakterras de woonkwaliteit van de belendende percelen negatief zou beïnvloeden. Eiser heeft betoogd dat geen omgevingsvergunning vereist zou zijn en dat er sprake zou zijn van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning, maar de rechtbank volgt dit niet. De beslistermijn was tijdig verlengd en het college heeft binnen deze termijn een besluit genomen.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Eiser kon niet aantonen dat er sprake was van gelijke gevallen waarin het college wel omgevingsvergunningen had verleend voor dakterrassen. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen omgevingsvergunning te verlenen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.