ECLI:NL:RBDHA:2023:9045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
NL23.6694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 1 november 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat, indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond kan verklaren en de maatregel kan opheffen. Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting naar Marokko is, omdat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op zijn aanvraag voor een laissez passer. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er zicht is op uitzetting, aangezien de Marokkaanse autoriteiten niet hebben aangegeven dat zij geen laissez passer zullen verstrekken en verweerder regelmatig rappels verstuurt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 maart 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6694
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Akkas),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 1 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1987.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 4 januari 2023 (in de zaak NL22.26401) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is naar Marokko. Hij voert daartoe aan dat zijn nationaliteit op 10 januari 2023 is bevestigd, maar dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de aanvraag voor een laissez passer (lp). Verder stelt eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, omdat het onduidelijk is waarom er nog geen lp is verstrekt ondanks dat verweerder wel heeft gerappelleerd. Volgens eiser moet verweerder nader inzicht hierin geven door aan te geven waar naar wordt gevraagd in de rappels.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 14 november 20221 geoordeeld dat er ten aanzien van Marokko in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting. Verder hebben de Marokkaanse autoriteiten niet te kennen gegeven dat ze op voorhand geen lp aan eiser zullen verstrekken. Verweerder is afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten en rappelleert regelmatig bij hen. Daarnaast voert verweerder vertrekgesprekken met eiser, laatstelijk op 8 maart 2023. Eiser heeft geweigerd mee te werken aan de presentatie in persoon op 15 februari 2023. De presentatie in persoon is een vereiste voor de afgifte van een lp. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat het onduidelijk is waarom er nog geen lp is verstrekt. Uit het dossier volgt dat er een nieuwe presentatie is gepland op 22 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat er zicht is op uitzetting en dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Dat verweerder op dit moment geen datum kan geven waarop eiser zal worden uitgezet, is onvoldoende voor een ander oordeel.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.