ECLI:NL:RBDHA:2023:904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Risico op indirect refoulement voor Syrische vreemdelingen door verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Zweden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres stelde dat er een reëel risico op refoulement bestond bij terugkeer naar Zweden, vanwege een fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Zweden voor Syrische vluchtelingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hoogste rechter in Zweden haar geen bescherming zal bieden tegen uitzetting naar Syrië. Eiseres had geen negatieve uitspraak van de Zweedse hoogste rechter overgelegd en haar verklaringen over de situatie in Zweden werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiseres met algemene informatie wel voldoende had aangetoond dat de Zweedse rechter het asielbeleid niet afkeurt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom hij twijfels over het risico op refoulement niet had weggenomen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op €837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.