ECLI:NL:RBDHA:2023:8929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 11 november 2022 was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft de processtukken bestudeerd.

Eiser voerde aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting was, omdat zijn verlopen paspoort was ingediend voor een laissez passer en de Marokkaanse autoriteiten geen reactie hadden gegeven. De rechtbank oordeelde echter dat het zicht op uitzetting naar Marokko in beginsel aanwezig is, zoals eerder geoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris voldoende inspanningen had geleverd om de uitzetting te realiseren, ondanks het gebrek aan reactie van de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier N.J.R. Kalaykhan, en werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3413
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1982.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 24 november 2022 (in de zaak NL22.23062) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. Het verlopen paspoort van eiser is bij de aanvraag voor een laissez passer (lp) ingediend op 24 november 2022 en de Marokkaanse autoriteiten hebben geen reactie gegeven terwijl ze op 23 december 2022 hadden aangegeven dat zij er op terug zouden komen in de eerste week van januari 2023. Daarnaast meent eiser dat verweerder niet voortvarend gewerkt heeft aan zijn uitzetting nu pas op 30 januari 2023 door de regievoerder geïnformeerd zou gaan worden bij de Marokkaanse autoriteiten naar de reactie betreffende het intern overleg. Vervolgens blijkt uit de voortgangsgegevens niet of dit nu gedaan is en wat de uitslag hiervan is.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgronden. In de uitspraak van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in beginsel aanwezig is. In de zaak van eiser hebben de Marokkaanse autoriteiten niet kenbaar gemaakt dat ten behoeve van diens voorgenomen uitzetting geen lp zal worden verstrekt. Dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden niet hebben gereageerd, sluit zeker niet uit dat de Marokkaanse autoriteiten alsnog tot lp-verstrekking zullen overgaan. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wat redelijkerwijs van verweerder mag worden verwacht. Verweerder heeft ongeveer om de drie weken gerappelleerd, laatstelijk op 12 januari 2023, 30 januari 2023 en 6 februari 2023. Daarnaast voert verweerder periodiek een vertrekgesprek met eiser, laatstelijk op 12 januari 2023. De beroepsgronden slagen daarom niet.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.