ECLI:NL:RBDHA:2023:8928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.1012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was op 7 oktober 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft de processtukken beoordeeld.

Eiser betoogde dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde met betrekking tot zijn uitzetting en dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting was, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet hadden gereageerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in beginsel aanwezig is, zoals eerder bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris voldoende inspanningen had geleverd om de uitzetting te realiseren en dat de beroepsgronden van eiser niet opgingen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1012
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 december 2022 (in de zaak NL22.24733) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Ook is er volgens eiser geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is, omdat van de gestelde medewerking van de Marokkaanse autoriteiten niet is gebleken. Verder stelt hij dat in zijn belangen en in zijn recht op een eerlijk proces is geschaad, omdat verweerder pas op
17 januari 2023 de verslagen van de vertrekgesprekken van 13 oktober 2022 en
13 januari 2023 aan het dossier heeft toegevoegd. Eiser heeft op deze verslagen bij het indienen van zijn beroepsgronden niet kunnen reageren.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgronden. In de uitspraak van
14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in beginsel aanwezig is. In de zaak van eiser hebben de Marokkaanse autoriteiten niet kenbaar gemaakt dat ten behoeve van diens voorgenomen uitzetting geen laissez passer zal worden verstrekt. De enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten sinds 17 oktober 2022 niet hebben gereageerd richting verweerder, sluit zeker niet uit dat de Marokkaanse autoriteiten alsnog tot lp-verstrekking zullen overgaan. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wordt redelijkerwijs van verweerder mag worden verwacht. Verweerder heeft ongeveer om de drie weken gerappelleerd en heeft met eiser periodiek een vertrekgesprek gevoerd. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser zou kunnen worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen zou verrichten.
6. Eiser heeft niet toegelicht op welke wijze hij in zijn belang of zijn procespositie is geschaad door het feit dat verweerder de genoemde verslagen van de vertrekgesprekken pas op 17 januari 2023 aan et dossier heeft toegevoegd. Zo is niet duidelijk waarom eiser in zijn reactie van 17 januari 2023 op het verweerschrift niet (alsnog) inhoudelijk heeft kunnen reageren op deze verslagen. Verder was eiser ermee bekend dat deze gesprekken hadden plaatsgevonden. Als hij de inhoud van deze gesprekken had willen meenemen in zijn beroepschrift, dan had hij de verslagen van die gesprekken al eerder kunnen opvragen bij verweerder.
7. De beroepsgronden falen dus en daarmee is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.