ECLI:NL:RBDHA:2023:8923

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en ongegrond beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 26 oktober 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser betoogde dat er onvoldoende voortgang was in zijn uitzetting naar Marokko, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet hadden gereageerd op een aanvraag voor een laissez passer. De rechtbank oordeelde echter dat er in beginsel zicht op uitzetting naar Marokko aanwezig is, zoals eerder is geoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten niet hebben gereageerd, niet uitsluit dat zij alsnog tot lp-verstrekking zullen overgaan.

De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van eiser dat er geen deugdelijke belangenafweging door verweerder heeft plaatsgevonden, verworpen. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een ander standpunt van verweerder zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.582
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M.G. Crompvoets), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1983.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 18 november 2022 (in de zaak NL22.22366) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarende aan zijn uitzetting werkt en dat het zicht op zijn uitzetting naar Marokko ontbreekt. Hij voert daartoe aan verweerder op 7 november 2022 een laissez passer (lp) heeft aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten. Zijn presentatie in persoon dient nog gepland te worden. Tot op heden hebben de Marokkaanse autoriteiten niet gereageerd op de lp-aanvraag. Aangezien inmiddels twee maanden zijn verstreken, is er volgens eiser thans geen zicht op zijn uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn.
5. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In de uitspraak van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in beginsel aanwezig is. In de zaak van eiser hebben de Marokkaanse autoriteiten niet kenbaar gemaakt dat ten behoeve van diens voorgenomen uitzetting geen lp zal worden verstrekt. De enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten sinds 7 november 2022 niet hebben gereageerd richting verweerder, sluit zeker niet uit dat de Marokkaanse autoriteiten alsnog tot lp-verstrekking zullen overgaan. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wordt redelijkerwijs van verweerder mag worden verwacht. Verweerder heeft namelijk op 22 december 2022 gerappelleerd en heeft op 29 december 2022 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser zou kunnen worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen zou verrichten. De beroepsgrond faalt.
6. Eiser voert verder aan dat verweerder geen deugdelijke kenbare belangenafweging heeft verricht.
7. Ook deze beroepsgrond faalt. Verweerder heeft eerder al terecht het standpunt ingenomen dat en waarom het opleggen van een lichter middel niet doeltreffend is. Eiser heeft in dit verband geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen. Er is voor verweerder in dit stadium dan ook geen aanleiding geweest om een ander standpunt in te nemen.
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, overweegt de rechtbank dat zij niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.