5.1.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de afvalligheid van eiser terecht niet als zelfstandig relevant element aangemerkt, maar betrokken in de beoordeling van de gestelde bekering. Van duidelijk te onderscheiden fases tussen afvalligheid en bekering is, gelet op eisers eigen verklaringen, geen sprake geweest. Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag in 2022 heeft eiser namelijk verklaard dat hij zichzelf vanaf het jaar daarvoor niet meer als moslim ziet en in datzelfde jaar ook is bekeerd tot het christendom.Hoewel eiser deze verklaringen heeft gecorrigeerd in zijn correcties en aanvullingen op het gehoor, heeft hij in het aanvullend gehoor verklaard dat hij vanaf zijn zestiende jaar twijfels had en interesse kreeg in het christendom, maar dat het niet klopt (wat in de correcties en aanvullingen op het gehoor opvolgende aanvraag staat) dat hij zichzelf vanaf dat moment geen moslim meer noemt.Verweerder is terecht van eisers eigen verklaringen uitgegaan, waarbij van belang is dat eiser deze laatste verklaringen in zijn correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor niet heeft gecorrigeerd.
Bekering tot het christendom
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde bekering van eiser tot het christendom niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder te veel waarde heeft gehecht aan de (weinige) kennis die hij heeft over het christendom. Dit is slechts een van de drie elementen die verweerder in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Zoals volgt uit het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, is verweerder op zoek gegaan naar het authentieke verhaal van eiser. Daarbij ligt het zwaartepunt volgens verweerder op de antwoorden van eiser over zijn eigen ervaringen en zijn persoonlijke beleving ten aanzien van zijn motieven voor en het proces van bekering, zijn kennis van het geloof en de activiteiten die hij onderneemt en het effect van deze veranderingen. Verweerder heeft, gelet hierop, ook terecht de frequentie van de kerkbezoeken als onderdeel van de activiteiten, die eiser in het kader van het geloof heeft verricht in de beoordeling betrokken. Wat betreft de motieven voor zijn bekering heeft eiser ter zitting verklaard dat hij liefde voor de mensen om hem heen voelt. Deze liefde maakt, zoals verweerder stelt, echter nog niet dat eiser ook bekeerd is. In het bestreden besluit heeft verweerder eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij niet goed kan verklaren waarom de liefde en genegenheid voor christenen tot zijn bekering heeft geleid. De rechtbank ziet weliswaar dat eiser de juiste weg is ingeslagen, gelet op zijn verklaringen ter zitting, maar overweegt dat dit geen reden is om aan eiser een asielvergunning te verlenen. In deze procedure ligt enkel de vraag voor of aan eiser een verblijfsvergunning verleend moet worden vanwege zijn asielrelaas.
Toegedichte afvalligheid vanwege verwestering
7. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet ingegaan is op zijn zienswijze, voor zover hij daarin heeft opgenomen dat hij bij terugkeer naar Irak risico loopt omdat hem vanwege zijn verwestering afvalligheid van de islam zal worden toegedicht. De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit wel op dit punt uit de zienswijze is ingegaan. Nu eiser ter zitting niet nader heeft toegelicht waarom de reactie van verweerder op dit punt niet deugdelijk is, slaagt deze beroepsgrond al daarom niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.