ECLI:NL:RBDHA:2023:89
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie op basis van openbare orde en identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende een verzoek om naturalisatie van eiseres, een Belgische vrouw. Het verzoek werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat eiseres een gevaar voor de openbare orde vormde. Dit was gebaseerd op een lopende strafvervolging in Turkije, waar eiseres wordt verdacht van lidmaatschap van de Gülenbeweging, die in Turkije als een terroristische organisatie wordt beschouwd. Eiseres betwistte de afwijzing en voerde aan dat de Turkse vervolging niet vergelijkbaar is met Nederlandse strafbare feiten en dat zij geen geldig Turks paspoort kon overleggen omdat de Turkse autoriteiten haar daar niet bij hielpen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de uitkomst van de Turkse strafzaak niet kon worden afgewacht en dat er serieuze verdenkingen bestonden dat eiseres een misdrijf had gepleegd. De rechtbank stelde vast dat de omstandigheden die eiseres aanvoerde niet zodanig bijzonder waren dat deze een uitzondering op het beleid van de staatssecretaris rechtvaardigden. Bovendien oordeelde de rechtbank dat eiseres ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarprocedure, maar dat dit niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de afwijzing van het naturalisatieverzoek werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen stellen dat er ernstige vermoedens bestonden dat eiseres een gevaar voor de openbare orde vormde, en dat de nationaliteit en identiteit van eiseres onvoldoende waren vastgesteld.