ECLI:NL:RBDHA:2023:8884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

Op 19 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduring van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was op 10 februari 2023 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder beroep aangetekend tegen deze maatregel, waarbij de rechtbank op 24 februari 2023 en 17 mei 2023 uitspraken had gedaan. In de voortgangsrapportage van 5 juni 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser de voortgang van het onderzoek naar zijn identiteit frustreert door niet mee te werken aan een interview met de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser had aangevoerd dat hij al meer dan zes maanden in vreemdelingenbewaring zit en dat dit niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de staatssecretaris tijdig de voortduring van de bewaring heeft getoetst en dat er voldoende redenen zijn om de termijn van zes maanden te overschrijden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16569

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

1. De staatssecretaris heeft op 10 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 24 februari 2023. [1] Daarnaast is in de uitspraak van
17 mei 2023 beslist op het eerste vervolgberoep. [2]
1.2.
De staatssecretaris heeft op 5 juni 2023 een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft in reactie hierop, op 6 juni 2023, beroepsgronden ingediend en verzocht een schadevergoeding toe te kennen.
1.3.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Het beroep is daarom ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. Uit de uitspraak van 17 mei 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 16 mei 2023) de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat hij al meer dan zes maanden in vreemdelingenbewaring zit. Dit is volgens eiser niet gerechtvaardigd en bovendien onrechtmatig. Het uitgangspunt is immers dat een bewaring maximaal zes maanden duurt. Uit de voortgangsrapportage is volgens eiser niet op te maken dat er redenen zijn om de termijn van zes maanden te overschrijden. Tot op heden is er ook geen verlengingsbesluit genomen. Eiser voert aan dat hij medewerking verleent aan een terugkeer van zijn land van herkomst.
Volgens eiser heeft de staatssecretaris nagelaten de voortduring van de bewaring te laten toetsen binnen een periode van drie maanden. Eiser verwijst daartoe naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle van 24 februari 2023 [3] .
5.1.
Deze gronden slagen niet. Het is niet juist dat de voortduring van de bewaring niet tijdig is getoetst. De rechtbank heeft immers nog op 17 mei 2023 uitspraak gedaan op een vervolgberoep, waarbij het onderzoek op 16 mei 2023 was gesloten. Dat is ongeveer een maand geleden.
Verder heeft de staatssecretaris in de M120 voortgangsrapportage van 6 juni 2023 expliciet overwogen dat eiser het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit of nationaliteit frustreert. Dit blijkt uit de weigering om mee te werken aan het interview met de Marokkaanse vertegenwoordiger. Daarnaast is eiser na de inbewaringstelling 1 of meerdere procedures ter verkrijging van een verblijfstitel gaan voeren met het kennelijke doel om de uitzetting dan wel de verkrijging van een reisdocument te vertragen. Volgens de staatssecretaris kan gelet op vorenstaande de termijn van zes maanden worden overschreden, omdat het belang van de staatssecretaris, bij de verwijdering van de vreemdeling aanmerkelijk groter is dan in het algemeen het geval is. Het klopt dus niet dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden en eiser heeft ook niet toegelicht waarom deze belangenafweging onjuist zou zijn. Zijn stelling dat hij wel meewerkt aan zijn terugkeer kan niet gevolgd worden aangezien hij weigert mee te werken aan een interview bij de Marokkaanse autoriteiten. Dat het tot dusver niet is gelukt om een laissez-passer te krijgen voor eiser betekent ten slotte nog niet dat zicht op uitzetting is komen te vervallen, aangezien niet in geschil is dat nog altijd laissez-passers worden verstrekt en mensen naar Marokko worden uitgezet.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, ECLI:NL:RBDHA:2023:2347.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, ECLI:NL:RBGEL:2023:2867, niet gepubliceerd.
3.NL23.4800, niet gepubliceerd.