ECLI:NL:RBDHA:2023:8877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
22/6728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake openbaarmaking documenten op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Vereniging Energie voor Mobiliteit en Industrie (eiseres) en de minister van Infrastructuur en Waterstaat (verweerder) over de openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiseres had op 10 juni 2021 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de communicatie tussen de Staat/ministeries en [bedrijfsnaam 1] over een periode van meer dan tien jaar. Verweerder heeft dit verzoek gedeeltelijk gehonoreerd, maar eiseres was van mening dat de reikwijdte van het verzoek te beperkt was opgevat en dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het verzoek correct heeft opgevat en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder verweerder berusten dan zijn verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de Wet open overheid van toepassing was op het bestreden besluit, en dat de reikwijdte van het verzoek zoals door eiseres geformuleerd, niet verder reikte dan de externe communicatie met [bedrijfsnaam 1]. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van verzoeken om informatie en de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het verstrekken van documenten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de overgang van de Wet openbaarheid van bestuur naar de Wet open overheid geen invloed heeft gehad op de beoordeling van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaak tussen

De Vereniging Energie voor Mobiliteit en Industrie, uit Den Haag, eiseres

(gemachtigde: mr. V.J. Leijh),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Bergstra).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres van 10 juni 2021 om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), gehonoreerd door documenten te verstrekken.
Bij besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en het verzoek om openbaarmaking van eiseres verder gehonoreerd door een aanvullend document te verstrekken.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende beroepsgronden ingediend.
De zitting was op 30 mei 2023. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. drs. [naam].

Overwegingen

Welke informatie heeft eiseres verzocht?
1.1
Eiseres heeft verzocht om alle documenten met betrekking tot de communicatie tussen de Staat/ministeries en [bedrijfsnaam 1] (voorheen [bedrijfsnaam 2]) en haar vertegenwoordigers in de periode vanaf januari 2010 tot en met de datum van het verzoek openbaar te maken, waaronder brieven, gespreksverslagen, mails, app- en smsberichten, overeenkomsten, besluiten, enzovoort. Eiseres heeft hierbij verwezen naar een boek van één van de oprichters van [bedrijfsnaam 1] en gesprekken met een ambtenaar van verweerder die in dat boek beschreven worden.
1.2
Verweerder heeft het verzoek in overleg met eiseres opgedeeld in twee delen. Het eerste deel heeft betrekking op de periode van januari 2010 tot en met juni 2012 en het tweede deel heeft betrekking op de periode van juli 2012 tot en met de datum van het verzoek (10 juni 2021).
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een beslissing genomen met betrekking tot het eerste deel van het verzoek van eiseres, dat ziet op de periode van januari 2010 tot en met juni 2012. Verweerder heeft na een zoekslag in het archief en onder medewerkers in totaal 26 documenten aangetroffen die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen en aan eiseres verstrekt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat verweerder de reikwijdte van het verzoek te beperkt heeft opgevat. Verder heeft verweerder de behandeling van het verzoek onvoldoende afgestemd met de overige betrokken bestuursorganen. Verweerder heeft daardoor ook niet al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om documenten te achterhalen die niet onder hem berusten, maar wel onder hem hadden moeten berusten. [1] Verweerder heeft de gevraagde gespreksverslagen niet openbaar gemaakt, terwijl dit documenten zijn die op basis van de Archiefwet gearchiveerd moeten worden. Tot slot heeft eiseres verschillende documenten overgelegd waaruit volgens haar kan worden afgeleid dat er nog documenten onder verweerder moeten berusten die verweerder niet heeft verstrekt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat tussen het primaire besluit en het bestreden besluit de Wet open overheid (Woo) in werking is getreden en de Wob is ingetrokken, waarbij niet is voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo op het bestreden besluit van toepassing is.
Reikwijdte van het verzoek
5.1
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat bij de bepaling van de reikwijdte van een Woo-verzoek de gebruikte bewoordingen en de context waarin het verzoek wordt gedaan moet worden betrokken. Uitbreiding of aanvulling van een Woo-verzoek in de bezwaarfase verdraagt zich niet met het wettelijk stelsel, waarbij een bestuursorgaan een besluit op een Woo-verzoek neemt en een eventueel gemaakt bezwaar nog steeds op het oorspronkelijke verzoek betrekking heeft. [2]
5.2
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder de reikwijdte van haar verzoek te beperkt heeft opgevat. Eiseres heeft in haar verzoek expliciet verzocht om documenten met betrekking tot communicatie tussen de Staat/ministeries en [bedrijfsnaam 1]. In de daaropvolgende emailcorrespondentie tussen eiseres en een behandelend ambtenaar van verweerder, in het bijzonder de email van 22 juli 2021, is bevestigd dat het verzoek van eiseres betrekking heeft op communicatie tussen de Staat en [bedrijfsnaam 1]. Verweerder mocht er daarom van uitgaan dat het verzoek van eiseres uitsluitend betrekking had op externe communicatie met [bedrijfsnaam 1]. Blijkens het verslag van de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres daar voor het eerst gesteld dat wanneer haar verzoek ruim opgevat wordt, ook interne communicatie over [bedrijfsnaam 1] onder haar verzoek valt. Zij heeft verweerder hierbij verzocht dit in haar verzoek te lezen. Verweerder mocht aan dit verzoek van eiseres voorbij gaan, omdat, zoals hiervoor is overwogen, de uitbreiding van een Woo-verzoek in de bezwaarfase zich niet verdraagt met het wettelijk stelsel. Dat verweerder bij het bestreden besluit ook enkele documenten heeft verstrekt die buiten de reikwijdte van het verzoek van eiseres vallen, waaronder interne communicatie over [bedrijfsnaam 1], maakt dat niet anders. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Zoekslag
6.1
De rechtbank overweegt verder dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust. Het onderzoek dat een bestuursorgaan naar documenten moet verrichten, dient zorgvuldig te zijn. [3]
6.2
De stelling van verweerder dat hij niet over meer stukken beschikt dan hij heeft verstrekt, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Verweerder heeft in dit kader gewezen op het lange tijdsverloop sinds de genoemde periode en het bestreden besluit. Bij navraag onder medewerkers is gebleken dat er in de genoemde periode over het algemeen geen gespreksverslagen van de overleggen met [bedrijfsnaam 1] werden opgesteld. De rechtbank acht het daarom op zichzelf niet onaannemelijk dat dergelijke gespreksverslagen niet bestaan. Het betoog van eiseres dat verweerder gehouden was om al het redelijkerwijs mogelijke te doen om deze gespreksverslagen te achterhalen, slaagt daarom niet. Dat dit stukken zijn die - indien zij zouden hebben bestaan - onder de Archiefwet zouden vallen maakt dat, wat daar ook van zij, niet anders. Tot slot heeft verweerder uiteengezet dat een deel van de betrokken medewerkers niet meer bij verweerder in dienst is en dat hun emailaccounts niet meer beschikbaar zijn, waardoor eventuele communicatie met [bedrijfsnaam 1] niet meer kan worden achterhaald.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document, ondanks de uitkomsten van het onderzoek van verweerder, toch onder verweerder moet berusten. De verwijzing naar het boek van één van de oprichters van [bedrijfsnaam 1] en de daarin beschreven gesprekken die met een ambtenaar van verweerder zouden hebben plaatsgevonden, is hiervoor niet voldoende. De rechtbank kan hier niet uit afleiden dat er een specifiek document onder verweerder berust dat hij niet heeft verstrekt. Ook anderszins heeft eiseres geen specifieke documenten genoemd die nog onder verweerder zouden moeten berusten. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres doet een beroep op een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 oktober 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BO1189).
2.Zie de uitspraak van de ABRvS van 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3859), rechtsoverweging 3.
3.Zie de uitspraak van de ABRvS van 8 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:922).