In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 20 februari 2023. Opposante had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zij onder andere verzocht om vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep gegrond verklaard, maar geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure toegekend. Opposante heeft verzet aangetekend, maar heeft geen verzoek gedaan om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft overwogen dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat en dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van de bezwaarprocedure. De rechtbank heeft wel bepaald dat de staatssecretaris het door opposante betaalde griffierecht van € 181,- dient te vergoeden, wat in een hersteluitspraak op 5 juni 2023 is bevestigd. Het verzet is in zoverre niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer was. Voor de overige stellingen van opposante, met betrekking tot de proceskosten in bezwaar, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen, waardoor het verzet ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.