ECLI:NL:RBDHA:2023:8807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.6628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 17 november 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat er zicht is op uitzetting naar Marokko, ondanks de stelling van eiser dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat er in het algemeen zicht is op uitzetting naar Marokko. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden in de zaak van eiser, waaronder de tijdsduur van de lp-aanvraag, onvoldoende zijn om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van eiser ongegrond is en wijst zij ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 maart 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6628
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 7 februari 2023 (in de zaak NL23.2962) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is naar Marokko. Hij voert daartoe aan dat zijn nationaliteit weliswaar op 16 februari 2023 is bevestigd, maar dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de aanvraag voor een laissez passer (lp) die medio november 2022 is verzonden.
5. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 14 november 2022 1. heeft geoordeeld dat er ten aanzien van Marokko in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting. Verder blijkt uit het dossier dat de Marokkaanse autoriteiten in november en december 2022 nog lp’s hebben verstrekt en er in die maanden ook vreemdelingen naar Marokko zijn uitgezet met behulp van een lp. De rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting is. De omstandigheid dat in eisers zaak vier maanden zijn verstreken sinds de lp-aanvraag is ingediend, is onvoldoende voor een ander oordeel.
6. Uit de beschikbare stukken blijkt dat het onderzoek omtrent de lp-aanvraag van eiser nog loopt en dat verweerder in afwachting is van een uitnodiging van de Marokkaanse autoriteiten voor een presentatie van eiser. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder regelmatig bij de Marokkaanse autoriteiten rappelleert, laatstelijk op 24 februari 2023. De rechtbank overweegt dat verweerder afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten en ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder heeft er in dit verband op mogen wijzen dat eiser zelf de procedure kan bespoedigen door een id-bewijs of paspoort over te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.