In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, twee broers van Iraakse afkomst, hebben in beroep de afwijzing van hun mvv-aanvraag aangevochten, waarbij verweerder in eerdere besluiten het bezwaar van eisers ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder een hoorzitting heeft gehouden en de referent, de vader van eisers, heeft gehoord, waarmee een eerder hoorgebrek is hersteld. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat de beroepsgronden van eisers automatisch zijn gericht tegen het tweede bestreden besluit, dat op 17 maart 2023 is genomen.
De rechtbank heeft overwogen dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor nareis, zoals vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire. De rechtbank concludeert dat de feitelijke gezinsband tussen eisers en hun vader is verbroken, aangezien beide broers meerderjarig zijn en in hun eigen onderhoud voorzien. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over hun afhankelijkheid van hun vader en de omstandigheden in Irak, waar zij als Yezidi's worden gediscrimineerd, overwogen, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid aan te nemen. De rechtbank heeft het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. Tevens dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.