In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, op 3 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 15 juli 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken geoordeeld over de verbindendheid van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarbij is vastgesteld dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet tijdig een besluit neemt op een asielaanvraag. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser is ook in de proceskosten van € 418,50 vergoed.