In deze zaak heeft eiser, een Syrische vreemdeling, op 1 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit heeft eiser op 20 juni 2022 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 14 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is overschreden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat het beroep gegrond is, aangezien de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 418,50, die door verweerder moeten worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift is op 31 januari 2023 aan de partijen verzonden.