ECLI:NL:RBDHA:2023:8685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
NL23.2070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen

In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige zoon, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres had op 13 april 2022 haar asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een besluit nog niet verstreken op het moment dat eiseres op 6 januari 2023 een ingebrekestelling indiende.

De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling prematuur was, wat betekent dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank volgde het standpunt van eiseres niet en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Skerka en bekendgemaakt op 12 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.2070
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer 1] ,

Mede namens haar minderjarige zoon [minderjarige] ,
V-nummer: [V-nummer 2] , (gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van de deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 13 april 2022 haar asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak dus met negen maanden is verlengd. De termijn om te beslissen op haar aanvraag was daarom nog niet verstreken toen zij op 6 januari 2023 de ingebrekestelling indiende bij verweerder.
5. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.