ECLI:NL:RBDHA:2023:8685
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige zoon, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres had op 13 april 2022 haar asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een besluit nog niet verstreken op het moment dat eiseres op 6 januari 2023 een ingebrekestelling indiende.
De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling prematuur was, wat betekent dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank volgde het standpunt van eiseres niet en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Skerka en bekendgemaakt op 12 mei 2023.