ECLI:NL:RBDHA:2023:8674
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.M.A. Breuls, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres betwist dat de beslistermijn geldig is verlengd door het besluit WBV 2022/22, dat sinds 27 september 2022 van kracht is en de beslistermijnen van asielaanvragen met negen maanden verlengt. Eiseres stelt dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld en verzoekt de rechtbank om haar beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet en verwijst naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023, waarin is geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Vw zich voordeed. Eiseres heeft haar asielaanvraag op 4 juni 2022 ingediend, waardoor de beslistermijn met negen maanden is verlengd. De ingebrekestelling van 12 december 2022 is te vroeg ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.