ECLI:NL:RBDHA:2023:8650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van Albanese vreemdeling en toekenning schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser, een Albanese vreemdeling, de maatregel van bewaring was opgelegd. De bewaring was opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 31 mei 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven, maar de rechtbank moest nog beoordelen of de bewaring onrechtmatig was en of eiser recht had op schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de termijn voor het verstrekken van nadere inlichtingen heeft overschreden, maar heeft besloten om de te late inlichtingen toch in de beoordeling te betrekken. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen contact heeft opgenomen met het Openbaar Ministerie (OM) over de voorgenomen uitzetting, aangezien hij als verdachte van een strafbaar feit was aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris inderdaad contact met het OM had moeten opnemen, omdat er een strafrechtelijk voortraject was en de uitzetting niet kon plaatsvinden zonder dat het OM daarover was geïnformeerd.

De rechtbank concludeerde dat de bewaring onrechtmatig was met ingang van 26 mei 2023, omdat de staatssecretaris niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende eiser een schadevergoeding toe van € 800,- voor de onrechtmatige detentie, alsook een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15466

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 31 mei 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken.
Verweerder heeft op 1 juni 2023 nadere inlichtingen verstrekt. Eiser heeft eveneens op 1 juni 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft op 2 juni 2023 het onderzoek, met instemming van partijen, gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Albanese nationaliteit.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Goede procesorde
3. Allereerst voert eiser aan dat verweerder de termijn waarbinnen hij de nadere inlichtingen diende te verstrekken, heeft overschreden. Eiser verzoekt deze daarom vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.
4. Ter zitting van 31 mei 2023 heeft de rechtbank bepaald dat verweerder de gevraagde inlichtingen uiterlijk op 1 juni 2023 om 12.00 uur aan het dossier moet hebben toegevoegd. De rechtbank stelt met eiser vast dat de brief van verweerder pas op 1 juni 2023 om 13.20 uur is ingediend. De rechtbank onderschrijft het standpunt van eiser dat verweerder dergelijke termijnen in beginsel dient na te leven. De rechtbank voegt daaraan toe dat wanneer verweerder voorziet dat een termijn niet kan worden gehaald, hij daarvoor een toelichting dient te geven en zo nodig gemotiveerd om een nadere termijn dient te verzoeken. Als verweerder dat nalaat, kan de rechtbank besluiten om geen acht te slaan op stukken die verweerder alsnog, zij het te laat, aan het dossier heeft toegevoegd. De rechtbank vindt het noodzakelijk verweerder hiervan te doordringen, omdat het haar is opgevallen dat het veelvuldig voorkomt dat verweerder termijnen als de onderhavige zonder tekst en uitleg laat verstrijken. Dat is ook in deze zaak het geval. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat eiser in de gelegenheid is gesteld om alsnog te reageren op de brief van verweerder en daarvan, blijkens de reacties van 1 juni 2023 om 18:02 uur en 18:27 uur, ook gebruik heeft gemaakt. De rechtbank zal in dit geval daarom nog geen consequenties verbinden aan de termijnoverschrijding en de nadere inlichtingen van verweerder in de beoordeling van het beroep betrekken.
Toestemming OM [1]
5. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte geen contact heeft opgenomen met het OM om na te gaan of er van die zijde bezwaar bestaat tegen de voorgenomen uitzetting van eiser.
6. Uit paragraaf A5/6.3, aanhef en onder c, van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat de uitzetting van een vreemdeling niet plaatsvindt als hij als verdachte van een strafbaar feit is aangehouden en het strafonderzoek door het OM niet is beëindigd. Verweerder mag wel tot uitzetting overgaan als het OM of het CJIB [2] hiertegen binnen drie werkdagen geen bezwaar heeft gemaakt.
7. Niet in geschil is dat verweerder geen contact heeft gezocht met het OM in verband met de voorgenomen uitzetting van eiser. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] volgt dat, indien sprake is van een strafrechtelijk voortraject, verweerder bij het bekend zijn met een uitzettingsdatum gehouden is om hierover contact met het OM te zoeken. [4] Een eventueel bezwaar van het OM levert namelijk een feitelijke belemmering van de uitzetting op, als gevolg waarvan zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn komt te ontbreken. Dit betekent dat wanneer het OM een dergelijk bezwaar bekend maakt, de bewaring niet kan worden voortgezet. In de aanbiedingsbrief van 30 mei 2023 van verweerder staat dat op 26 mei 2023 een vlucht voor eiser is aangevraagd voor 2 juni 2023. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarom gehouden was om vanaf die datum het OM in kennis te stellen van de voorgenomen uitzetting. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat contact met het OM niet nodig was, omdat uit het uittreksel JD [5] bleek dat eiser geen justitiële documentatie heeft. Op grond van de stukken was verweerder immers bekend met de recente strafrechtelijke voorgeschiedenis van eiser. Uit de strafrechtelijke contextinformatie in het dossier blijkt dat eiser op 24 mei 2023 is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het proces-verbaal van overname/ophouding (M105-A) blijkt voorts dat eiser aansluitend op zijn strafrechtelijke heenzending door de vreemdelingenpolitie is overgenomen. Eiser heeft er tot slot, met verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank [6] , terecht op gewezen dat het voorstelbaar is dat een (voornemen tot) strafvervolging nog niet op het uittreksel JD is vermeld, omdat slechts een korte tijd is verstreken tussen de strafrechtelijke aanhouding en het opmaken van het uittreksel. De bewaring is daarom onrechtmatig met ingang van 26 mei 2023. Dat de maatregel uiteindelijk is opgeheven, omdat eiser op 1 juni 2023 op eigen initiatief kon vertrekken, leidt niet tot een ander oordeel.
8. Het beroep is dan ook in zoverre gegrond.
9. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank aan eiser een
schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank zal een schadevergoeding
toekennen voor acht dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende
maatregel, tot een bedrag van € 800,-: te weten 8 x € 100,- (verblijf detentiecentrum).
10. De rechtbank ziet verder aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser
gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het
verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 800,- (achthonderd euro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding; en
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-(zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Openbaar Ministerie.
2.Centraal Justitieel Incassobureau.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1504.
5.Justitiële Documentatie.
6.Rb Den Haag, zp. Zwolle 10 mei 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1303.