ECLI:NL:RBDHA:2023:865
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van AOW-uitkering naar norm ongehuwde en de beoordeling van bijzondere gevallen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van de AOW-uitkering van de ouders van eiser naar de norm voor ongehuwden. De zaak betreft de erfgenaam van de ouders, die in beroep is gegaan tegen besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die de AOW-uitkeringen van zijn ouders met ingang van maart 2020 hebben gewijzigd. De ouders van eiser hadden eerder, in 2021, bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar deze werden ongegrond verklaard. De vader van eiser overleed in maart 2022 en de moeder in oktober 2021, waarna eiser het beroep heeft voortgezet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van eiser in 2021 een wijziging van hun AOW-uitkering hebben aangevraagd, maar dat deze aanvraag pas in maart 2021 is ingediend, terwijl de wijziging niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum. Eiser betoogde dat er sprake was van een bijzonder geval, omdat de SVB al in 2015 op de hoogte was van de opname van zijn vader in een verpleeghuis. De rechtbank oordeelde echter dat de ouders zelf verantwoordelijk waren voor het indienen van de aanvraag en dat de vertraging in het indienen van de aanvraag aan hen kon worden toegerekend.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardprocedure rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de besluiten van de SVB. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen binnen zes weken na de uitspraak.