ECLI:NL:RBDHA:2023:861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
22/396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek inzage persoonsgegevens ter bescherming van nationale veiligheid

In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [woonplaats], verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens. Dit verzoek is door de Korpschef van Politie afgewezen op 6 december 2021, met als argument dat inzage noodzakelijk was ter bescherming van de nationale veiligheid. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 december 2022 waren zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Eiser betoogde dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was en in strijd met de onschuldpresumptie, en dat er onvoldoende belangenafweging had plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek terecht was, omdat de bescherming van de nationale veiligheid een dwingende reden vormt om geen inzage te verlenen. De rechtbank heeft met toestemming van eiser vertrouwelijke documenten ingezien, waaruit bleek dat de afwijzing een noodzakelijke en evenredige maatregel was. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met de onschuldpresumptie, aangezien de afwijzing geen twijfel schept over de vrijspraak van eiser in een eerdere strafrechtelijke procedure. Artikel 27 van de Wet politiegegevens laat geen ruimte voor belangenafweging, waardoor de afwijzing van het verzoek door verweerder gerechtvaardigd was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de kostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J. Horenblas),
en

de Korpschef van Politie

(gemachtigde: drs. A. Krommendijk en drs. E.F.L.H.M. Hezemans).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om zijn persoonsgegevens in te zien afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 december 2022. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling

Wat heeft verweerder besloten?
1. Verweerder heeft het verzoek van eiser om zijn persoonsgegevens in te zien afgewezen. [1] Verweerder vindt dit noodzakelijk ter bescherming van de nationale veiligheid. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de nationale veiligheid in het geding is. Daarnaast is de afwijzing in strijd met de onschuldpresumptie. Tot slot heeft verweerder de betrokken belangen onvoldoende afgewogen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank volgt niet het betoog van verweerder dat het procesbelang van eiser zou zijn vervallen vanwege het feit dat hij sinds 8 juni 2022 niet meer in het Schengeninformatiesysteem (SIS) gesignaleerd staat. Eiser heeft onverminderd belang bij de beoordeling of verweerder hem rechtmatig inzage in zijn persoonsgegevens heeft geweigerd.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de bescherming van de nationale veiligheid aan de afwijzing van het verzoek van eiser ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft met toestemming van eiser kennis genomen van de documenten die verweerder vertrouwelijk heeft overgelegd. [3] Op basis van deze documenten is voldoende aannemelijk dat de afwijzing van het verzoek een noodzakelijke en evenredige maatregel ter bescherming van de nationale veiligheid is.
5. Het bestreden besluit is niet in strijd met de onschuldpresumptie zoals geformuleerd in de door eiser aangehaalde rechtspraak, [4] omdat verweerder met de afwijzing van het verzoek van eiser geen twijfel doet ontstaan over de juistheid van de vrijspraak van eiser in de strafrechtelijke procedure.
6. Artikel 27, eerste lid, van de Wpg laat verweerder geen ruimte om belangen af te wegen. De bescherming van de nationale veiligheid is een dwingend geformuleerde afwijzingsgrond. Verweerder heeft het verzoek van eiser terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiser heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dat is een verzoek als bedoeld in artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg).
2.Zie artikel 27, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wpg.
3.Onder toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Dat zijn de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2020 (ECLI:NLCRVB:2020:3016) en de daarin aangehaalde uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 23 oktober 2014 (ECLI:CE:ECHR:2014:1023JUD002778510).