ECLI:NL:RBDHA:2023:8514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de leeftijdsregistratie van een Eritrese asielzoeker in het kader van de verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verblijfsvergunning asiel van een Eritrese eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 9 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Echter, de eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat de staatssecretaris uitgaat van een onjuiste geboortedatum. De rechtbank heeft de zaak op 9 maart 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de staatssecretaris door een andere gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er twijfel bestaat over de leeftijd van de eiser, zoals blijkt uit een schouw door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). De twijfel is ontstaan door de leeftijdsregistratie van de eiser in Italië, waar hij onder verschillende namen en geboortedata bekend staat. De rechtbank oordeelt dat de IND onvoldoende heeft gemotiveerd dat de twijfel over de leeftijd op basis van eigen waarnemingen is ontstaan, zoals vereist volgens de geldende werkinstructies.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de registratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden, en dat de eiser niet heeft aangetoond dat de registratie als meerderjarige onjuist is. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1674,- en deze vergoed door de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. F. Veenstra).

ProcesverloopBij besluit van 9 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure ingewilligd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Er is ook een tolk verschenen.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn. Hij heeft een asielaanvraag ingediend.
1.2
Uit het proces-verbaal van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en
Mensenhandel (AVIM) van 22 januari 2022 volgt dat er een schouw heeft plaatsgevonden en dat op basis van verklaringen en signalen is geoordeeld dat er twijfel bestaat over de leeftijd die eiser heeft opgegeven.
1.3
Op 1 maart 2022 is bij de Italiaanse autoriteiten een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 34 van de Dublinverordening gedaan. Op 22 maart 2022 hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat eiser bij hen bekend staat onder de naam [naam] geboren [geboortedatum], en dat hij na aankomst in Italië in eerste instantie is geregistreerd onder de alias [naam], geboren [geboortedatum].
1.4
Uit het verslag gehoor aanmeldfase van 27 juni 2022 volgt dat een leeftijdsschouw heeft plaatsgevonden door de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND). In het verslag is het volgende opgeschreven:
“Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordeel ik dat geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Er zal verder onderzoek naar de leeftijd plaatsvinden.
De twijfel zit hem in zijn leeftijdsopgave in Italië. Betrokkene heeft in Italië opgegeven dat hij meerderjarig is, dit heeft hij vervolgens gecorrigeerd naar minderjarig. (…) Aan de andere kant oogt hij jong, geeft hij zachte antwoorden en praat hij niet hard. Dit zorgt voor twijfel of betrokkene nu evident minder of meerderjarig is.
Pauze: van 13 uur tot 13:45 uur.
Opmerking rapporteur: In de korte pauze wordt de merking van de schouw KMAR [de rechtbank begrijpt dat bedoeld is: AVIM] verwijderd, waardoor deze schouw zichtbaar wordt voor de hoormedewerker IND
Gebleken is dat Kmar heeft geoordeeld dat geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Er zal verder onderzoek naar de leeftijd plaatsvinden.
Het vorenstaande betekent dat geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd en er verder onderzoek zal plaatsvinden naar zijn leeftijd, tenzij er alsnog echt bevonden identificerende documenten worden overgelegd.
Gelet op de Eurodac treffer is er een onderzoek opgestart in Italië. Uit dit onderzoek komt naar voren dat betrokkene als meerderjarige is geregistreerd in Italië.”.
1.5
Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 9 januari 2023 ingewilligd en gaat ervan uit dat eiser is geboren op [geboortedatum]
2.1
Eiser heeft beroep ingesteld en voert aan dat verweerder uitgaat van een onjuiste geboortedatum.
Procesbelang
2.2
De rechtbank is van oordeel, hoewel de aanvraag van eiser is ingewilligd, dat hij een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de ABRvS van 17 september 2003 (ECLI:NL:RVS:2003:AL3294).
Juiste geboortedatum
3.1
Eiser voert aan dat hij bij aankomst in Nederland een doopakte heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij geboren is op [geboortedatum]. Volgens eiser moeten de medewerkers van de Kmar /AVIM en de IND afzonderlijk van elkaar beoordelen of sprake is van evidente meer- of minderjarigheid, of dat sprake is van twijfel over de opgegeven leeftijd. Volgens eiser heeft verweerder in strijd met werkinstructie 2018/19 geoordeeld dat er twijfel omtrent de leeftijd bestaat. Pas nadat twijfel is ontstaan mag volgens de werkinstructie een onderzoek worden ingesteld naar eventuele registratie bij een andere lidstaat. Registratie bij een andere lidstaat mag dus niet zelf de reden voor twijfel zijn, wat het in dit geval ten onrechte wel was, aldus eiser. Eiser is verder van mening dat aan de schouw en de in Italië geregistreerde geboortedatum geen waarde dient te worden toegekend. Daarbij doet eiser een beroep op uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 13 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1535).
3.2
In werkinstructie 2018/19 is het volgende aangegeven:
2.3.3 Beide partijen concluderen dat er sprake is van twijfel of de conclusies wijken af van elkaar.
Het is zeer wel mogelijk dat de AVIM/Kmar tot een andere conclusie komt dan de
IND. (…). Een verschil in conclusie leidt altijd tot twijfel en de noodzaak tot verder onderzoek. (…) Het eerste onderzoek dat in geval van twijfel/afwijkende conclusies wordt gedaan tijdens de aanmeldfase is, indien mogelijk, een onderzoek in een andere lidstaat. (…) Indien uit dit onderzoek blijkt dat de vreemdeling in een andere lidstaat met een meerderjarige leeftijd staat geregistreerd, wordt de geboortedatum door AVIM aangepast naar meerderjarigheid.”.
3.3
De rechtbank stelt vast dat in het geval van eiser zowel door AVIM als de IND een schouw heeft plaatsgevonden. Beide hebben geconcludeerd dat er sprake is van twijfel. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de schouw door de IND inzichtelijk tot stand is gekomen. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het verslag van het aanmeldgehoor kan worden afgeleid dat de twijfel bij de IND is ontstaan door de leeftijdsregistratie van eiser in Italië. In zoverre heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de IND op basis van de eigen waarnemingen tot de conclusie is gekomen dat twijfel bestaat over de leeftijd, zoals zij volgens de werkinstructie had moeten doen. Dat wringt te meer omdat de IND ook heeft aangegeven dat eiser jong oogt, hij zachte antwoorden geeft en niet hard praat, wat kennelijk werd gezien als aanwijzing dat hij minderjarig was. Het betoog van eiser dat de registratie bij een andere lidstaat ten onrechte de reden is geweest voor twijfel, treft doel.
3.4
De toelichting van verweerder ter zitting dat de gebruikelijk werkwijze is dat tijdens de schouw door de IND niet alleen de conclusie van de Kmar/AVIM maar ook de uitkomst van een onderzoek zoals weergegeven onder overweging 1.3 niet zichtbaar is voor de medewerker van de IND die de schouw doet, acht de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het rapport van het aanmeldgehoor wel kan worden afgeleid dat in de korte pauze de merking van de schouw door de AVIM is verwijderd, waardoor deze schouw pas na de pauze zichtbaar werd voor de medewerker van de IND, maar daaruit niet blijkt dat die medewerker niet op de hoogte was van het onderzoek van 1 maart 2022 of de uitkomst daarvan, zodat de gang van zaken die verweerder heeft geschetst als de gebruikelijke werkwijze door de rechtbank niet kan worden gecontroleerd. Daarbij komt dat uit het verslag van het aanmeldgehoor juist volgt dat de medewerker van de IND al vóór de pauze heeft aangegeven dat de twijfel hem zit in de leeftijdsopgave in Italië.
3.5
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
4.1
Uit eerder genoemde werkinstructie volgt dat in het geval zowel de AVIM als de IND concluderen dat er sprake is van twijfel of indien de conclusies van elkaar afwijken, een onderzoek in een andere lidstaat tot de mogelijkheden behoort. Nu AVIM heeft geconcludeerd dat sprake is van twijfel, zou op grond van de werkinstructie los van de uitkomst van de schouw door de IND een onderzoek zijn opgestart bij de Italiaanse autoriteiten, met als uitkomst die weergegeven onder overweging 1.3.
4.2
De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 29 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1395) dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel terecht van uitgaat dat de registratie in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit is niet anders als registratie heeft plaatsgevonden onder verschillende namen en geboortedata. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de in Italië geregistreerde meerderjarigheid onjuist is. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser is weliswaar in Italië onder twee geboortedata bekend, maar hij heeft daarvoor geen plausibele verklaring gegeven en volgens de informatie van de Italiaanse autoriteiten is hij in eerste instantie geregistreerd met geboortedatum [geboortedatum], waarmee hij meerderjarig is. Ook heeft eiser geen identificerende documenten overgelegd waaruit de juistheid van de door hem gestelde minderjarigheid blijkt. De door hem overgelegde doopakte volstaat niet, omdat dit document niet is afgegeven door de overheid van Eritrea en niet zijn pasfoto of geboorteplaats bevat. Zie in dit verband de uitspraak van de ABRvS van 22 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2591. Het betoog van eiser dat verweerder van een onjuiste geboortedatum uitgaat, slaagt niet.
4.3
Het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, slaagt ook niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat die uitspraak over de bewijswaarde van de schouw gaat. In het geval van eiser heeft verweerder conform Werkinstructie 2018/19, naast de schouwen door AVIM en de IND onderzoek gedaan naar de registratie in Italië, waaruit is gebleken dat eiser daar geregistreerd staat als meerderjarige.
5.1
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
5.2
Omdat het beroep gegrond is bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank begroot die kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 1674,- aan kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank houdt rekening met 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder om de proceskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 1674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is gedaan op 12 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.