ECLI:NL:RBDHA:2023:8505
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en geloofwaardigheid van de eiser in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 9 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft op 16 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 9 maart 2022 afgewezen, met de motivering dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser heeft in zijn beroep betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn verklaringen over de bedreigingen door rebellen in Senegal en Gambia niet geloofwaardig zijn.
De rechtbank heeft de zaak op 12 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser consistent heeft verklaard over zijn ervaringen en dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd waarom de verklaringen van eiser over de rebellen en de brand bij de werkplaats ongeloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser opnieuw moet beoordelen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft de staatssecretaris een termijn van acht weken om een nieuw besluit te nemen.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de noodzaak voor de staatssecretaris om voldoende bewijs te leveren voor de afwijzing van dergelijke aanvragen.