ECLI:NL:RBDHA:2023:8350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen van de eiser met betrekking tot zijn homoseksuele geaardheid en relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, heeft op 15 februari 2021 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt homoseksueel te zijn en een relatie te hebben gehad met een man genaamd [A]. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de verklaringen van eiser als ongeloofwaardig zijn beoordeeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing.

Tijdens de zitting op 9 mei 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en de omstandigheden waaronder hij Gambia heeft verlaten, niet consistent en onvoldoende onderbouwd zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat de verklaringen van eiser over zijn relatie met [A] summier zijn en dat hij niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn gevoelsleven. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de wijze van horen van eiser in overeenstemming was met de geldende werkinstructies en dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond en leeftijd van eiser. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12003
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. E.H. Bokhorst, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Kuijpers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1999] . Op 15 februari 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij, samengevat, ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en hij en relatie heeft gehad met [A] . Zij zijn in 2019 betrapt terwijl zij aan het zoenen waren. Als gevolg daarvan is eiser Gambia ontvlucht.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. eiser heeft een homoseksuele gerichtheid en
3. problemen nadat betrokkene en [A] tijdens het zoenen betrapt worden.
3. Verweerder heeft element 1 geloofwaardig geacht. Elementen 2 en 3 acht verweerder niet geloofwaardig. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Referentiekader
4. Eiser voert aan dat zijn referentiekader onvoldoende kenbaar is betrokken bij de besluitvorming. Het bestreden besluit laat evenmin zien op welke wijze verweerder rekening heeft gehouden met de jonge leeftijd van eiser ten tijde van de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid. Eiser verwijst in dit kader naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 15 april 2021.1
5. De wijze van horen behoort plaats te vinden overeenkomstig Werkinstructie (hierna: WI) 2019/17. Daarin is opgenomen: "In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met deze gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een homoseksuele gerichtheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is." Uit het verslag van de gehoren concludeert de rechtbank dat eiser conform die WI is gehoord. Er is aan hem gevraagd naar zijn eigen ervaringen en persoonlijke belevingen over zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend en wat de situatie is voor personen met zijn gerichtheid in Gambia en het dorp waar hij woonde.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat uit het nader gehoor blijkt dat verweerder zijn vragen heeft afgestemd op eiser en zijn referentiekader, waaronder zijn leeftijd. In het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder toereikend toegelicht dat en hoe rekening is gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft in het bestreden besluit expliciet benoemd dat rekening is gehouden met de culturele achtergrond, leeftijd en het opleidingsniveau van eiser en dat het voor hem lastig kan zijn openlijk over zijn geaardheid te spreken.2 Verweerder wijst er onder andere op dat eiser in het nader gehoor3 nader is geïnformeerd wat er van hem verwacht wordt. De hoormedewerker heeft hem verteld dat seksuele gerichtheid iets is wat zich van binnen afspeelt en bestaat uit gevoelens, gedachten en persoonlijke belevenis. De medewerker heeft daarmee duidelijk gemaakt waarover eiser zou kunnen verklaren om zijn geaardheid aannemelijk te maken. Deze uitleg was voor eiser niet gelijk duidelijk, wat hij ook gezegd heeft. Op de vraag of eiser snapte wat het advies inhield, antwoordde hij “Ja. Het gaat niet alleen om vrijen.” Daarnaast wijst verweerder er terecht op dat uit de manier van vragen en doorvragen afgeleid kan worden dat de hoormedewerker rekening heeft gehouden met eisers persoon en de manier waarop hij kon verklaren. Eiser heeft gelet op de toelichting van verweerder op het voorgesprek onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom er desondanks onvoldoende rekening is
gehouden met zijn referentiekader, waaronder zijn leeftijd. Voor zover gesteld wordt dat wat eiser heeft verklaard in overeenstemming is met zijn referentiekader en dat verweerder eisers verklaringen daarom geloofwaardig moet vinden, volgt de rechtbank dit niet. Het is aan eiser om op basis van zijn verklaringen over zijn eigen ervaringen en persoonlijke
2 Bestreden besluit, pagina 2.
3 Pagina 13 van het Nader Gehoor (NG).
beleving zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Verweerder hoeft daar niet zonder meer vanuit te gaan.
Moment van ontdekking
7. Eiser voert aan dat uit het rapport ‘ [naam rapport] ’ van mr. [B] volgt dat het regelmatig voorkomt dat, wanneer het gaat om uitdrukking geven aan seksuele geaardheid, personen dit slechts kunnen door het spreken over het seksuele aspect daarvan. Hier heeft eiser in de zienswijze ook naar verwezen. Daarnaast heeft verweerder de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 27 oktober 2021 onvoldoende gemotiveerd van de hand gewezen.4 Verweerder stelt verder op pagina 4 van het bestreden besluit dat een proces van innerlijke worsteling of welke andere veronderstelling over een zelfontdekking, niet van eiser wordt verwacht. Dit standpunt is niet begrijpelijk, omdat verweerder op pagina 2 van het bestreden besluit van eiser verwacht dat hij kan verklaren over de overwegingen die hij heeft gemaakt ten aanzien van het uiten van zijn homoseksuele geaardheid, afgezet tegen de strenge normen van de samenleving van Gambia en zijn familiesituatie thuis. Overigens is er ook sprake geweest van ‘enige’ vorm van worsteling. Eiser was in de war, omdat hij afweek van de man-vrouw-norm.
8. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de ontdekking van zijn geaardheid zich voornamelijk beperken tot verklaringen over fysieke gebeurtenissen met mannen, terwijl eiser ook beschrijft dat hij emotionele gevoelens heeft voor mannen. Anders dan zou volgen uit het rapport [naam rapport] , is het dus in het geval van eiser niet zo dat hij zijn geaardheid slechts kan omschrijven door uitdrukking te geven aan het seksuele aspect. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn emotionele gevoelens oppervlakkig en summier blijven, en dat die verklaringen weinig inzicht bieden in zijn gevoelsbeleving. Ook als eiser hierover nader wordt bevraagd, blijven zijn verklaringen beperkt tot fysieke aspecten. De beroepsgrond slaagt niet.
Homoseksuele gerichtheid delen met neef
9. Eiser voert aan dat ten onrechte wordt geconcludeerd dat zijn verklaringen over het naar buiten treden met zijn geaardheid niet consistent zijn. Eiser geeft een goede verklaring waarom hij, ondanks de reactie van zijn moeder, er toch voor koos zijn geaardheid met zijn neef te delen. Door de toegenomen gevoelens kon hij niet anders meer. Verweerder werpt verder ten onrechte aan eiser tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het feit dat hij zijn geaardheid alleen met zijn neef kon bespreken. Dat eiser zijn geaardheid deelde met
zijn vriend [A] , is logisch. De enige andere persoon met wie hij het besprak was zijn neef.
10. Verweerder heeft het niet ten onrechte bevreemdend gevonden dat eiser zonder aarzeling zijn geaardheid met zijn neef heeft gedeeld. Uit de verklaringen van eiser volgt dat hij al negatieve reacties gehad had uit de samenleving en van zijn familie. Daarnaast verklaart eiser dat zijn moeder hem heeft geslagen toen hij haar vertelde over zijn geaardheid. Verweerder heeft gelet op deze omstandigheden niet ten onrechte overwogen dat de enkele verklaring van eiser dat hij dit deed omdat zijn gevoelens heftiger werden en hij het daarom wel aan iemand moest vertellen, niet duidelijk maken waarom hij besloot om dit zonder aarzeling met zijn neef te delen. De rechtbank is het overigens met eiser eens dat verweerder aan eiser op dit punt ten onrechte tegenwerpt dat hij heeft verklaard dat hij zijn
4 NL21.10797 (niet gepubliceerd).
verhaal met zijn neef deelde omdat hij het met niemand anders kon delen, terwijl hij een relatie zou hebben met [A] . De uitleg die eiser op dit punt geeft, is niet in strijd met zijn andere verklaringen. Hij heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij advies van zijn neef wilde.5 Dat argument heeft verweerder ten onrechte aan zijn beoordeling van het asielrelaas ten grondslag gelegd. Ook als dit argument niet meeweegt, is de conclusie van de rechtbank dat verweerder het niet ten onrechte bevreemdend heeft gevonden dat eiser zonder aarzeling
zijn geaardheid met zijn neef heeft gedeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Relatie met [A]
11. Eiser voert aan dat verweerder kennelijk van eiser wil weten wat de relatie met [A] voor hem betekende en dat het niet voldoende is dat eiser heeft verklaard dat de relatie veel voor hem betekende. Het is eiser niet duidelijk waar verweerder naar op zoek is. Daarnaast stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat van eiser meer verwacht mocht worden met betrekking tot de verklaringen over [A] . Als er al sprake is van oppervlakkige verklaringen, wat eiser bestrijdt, wordt gesteld dat die hem onvoldoende gemotiveerd worden tegengeworpen.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard over zijn relatie met zijn vriend en dat hij ook weinig persoonlijks over hem kan vertellen. In het nader gehoor is eiser meerdere keren gevraagd naar [A] en wat voor persoon hij is. Als de hoormedewerker doorvraagt: “
u vertelt dat het een goede jongen is en dat u van dezelfde leeftijd bent. Kunt u meer over hem vertellen?”, geeft eiser antwoord met: “
Wat ik wel weet is dat hij op mannen valt”. Ook als wordt gevraagd naar de familie van [A] zegt eiser: “
over zijn familie weet ik niet zoveel. Dat kan hij zelf beter vertellen.”6 Ook over wat de relatie voor hem betekende, naast het seksuele aspect, kan eiser weinig vertellen. Eiser heeft verklaard dat hij en [A] over hun relatie spraken. Op de vraag wat zij dan bespraken, antwoordde eiser: “
bijvoorbeeld spraken we meer over hoe onze liefde in elkaar zit en hoe we onszelf kunnen beschermen. Hoe we niet betrapt worden. Zulke dingen bespraken we.”7 Vervolgens is de hoormedewerker benieuwd hoe hun liefde in elkaar zat waarop eiser antwoordt: “
het was sterk, leuk.”. Vervolgens wordt eiser nogmaals gevraagd hier meer inzicht in te geven en zegt betrokkene: “
Onze liefde was gelijkwaardig. Soms doen we spelletjes samen. Hij was gek op mij, ik op hem. Hij vond het fijn met het vrijen. Hij vond het fijn en ik ook. We respecteerden elkaar.”8 Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser met deze verklaringen onvoldoende inzicht geeft in zijn gevoelsleven en de relatie met [A] . Uit de gehoren blijkt verder niet dat de hoormedewerker onvoldoende heeft doorgevraagd over dit aspect. De beroepsgrond slaagt niet.
Vraag aan COC
13. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat het onduidelijk is waarom eiser aan het COC heeft gevraagd of het mogelijk is om zowel gay als moslim te zijn. Eiser begrijpt niet wat hier opmerkelijk aan is. Hij is vertrokken uit Gambia omdat hij homoseksueel is en hij vraagt of de islam en homoseksualiteit samengaan. Eiser vraagt zich af wat hier bevreemdend aan is en waarom het één het ander uitsluit. Verder voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte verwijt dat hij enkel herhaalde dat hij heeft geworsteld en
5 Pagina 13 van het NG.
6 Pagina 9 van het NG.
7 Pagina 16 van het NG.
8 Pagina 16 van het NG.
niet kan uitleggen waar die worsteling vandaan komt. Waar die worsteling vandaan komt volgt volgens eiser duidelijk uit zijn verklaringen.
14. Verweerder heeft de verklaring van eiser dat hij contact heeft opgenomen met het COC bevreemdend mogen vinden. Tijdens het nader gehoor is gevraagd waarom zijn geaardheid voor eiser een worsteling opleverde nu hij zijn geloof niet praktiseerde. Hierop zei eiser: “
eerlijk gezegd, daar heb ik mee geworsteld toen ik in Gambia woonde. Toen ik wegging, heb ik hier en daar wat informatie en advies gekregen. Maar toen ik in Gambia woonde toen wel.”9 Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat door enkel te herhalen dat hij heeft geworsteld, eiser niet uit heeft kunnen leggen waar die worsteling vandaan kwam, nu hij zegt zijn geloof al jaren niet meer te praktiseren. Het blijft daarom onduidelijk waarom betrokkene deze vraag stelde aan het COC. Dit heeft verweerder voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit.10 Daarnaast heeft verweerder op zitting toegelicht dat eiser een vraag heeft gesteld over een onderwerp waar eiser eigenlijk, blijkens zijn verklaringen, geen probleem mee had, namelijk of je zowel gay kon zijn als moslim. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over dit contact daarom bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers relaas als bevreemdend mogen laten meewegen. De beroepsgrond slaagt niet.
Relevant element 2 – conclusie
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser op basis van zijn verklaringen in het nader gehoor niet kan worden gevolgd.
Relevant element 3
16. Verweerder heeft overwogen dat de gestelde problemen naar aanleiding van de homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig worden geacht. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiser, ondanks zijn kennis van de vijandigheid tegenover homoseksualiteit, in het dorp terwijl het nog niet donker was, besluit om twee tot drie minuten te gaan zoenen met zijn liefdespartner [A] . Eiser stelt in het beroepschrift dat hij wel voorzichtig was maar dat het toch mis is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen op dit punt niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Verweerder heeft die verklaring onvoldoende inzichtelijk mogen vinden omdat eiser in verschillende verklaringen heeft uitgelegd dat hij en [A] erover spraken hoe zij zich konden beschermen en zorgen dat ze niet gepakt zouden worden en dat ze daarom ook vaak naar het bos gingen om niet gezien te worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
17. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over de relevantie elementen 2 en 3 niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9 Pagina 28 van het NG.
10 Pagina 7 van het bestreden besluit.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.