ECLI:NL:RBDHA:2023:8325
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 5 juni 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 18 maart 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 16 juni 2022 een besluit moeten nemen. Aangezien deze termijn was verstreken, heeft eiseres verweerder op 7 oktober 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 15 februari 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen en een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat hij een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt hij verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50, evenals het griffierecht van € 184.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.