ECLI:NL:RBDHA:2023:8275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL21.15119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser op grond van ongeloofwaardig asielrelaas

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op [geboortedatum 1] 1998, heeft op 10 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 27 augustus 2021 afgewezen, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak op 14 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. N.M. Weteling, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Gaal-de Groot.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gehandhaafd. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd wordt door zijn familie vanwege littekens op zijn lichaam en zijn biseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser terecht ongeloofwaardig heeft geacht, omdat deze inconsistent en onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser niet in staat is geweest om zijn relaas over de littekens en de daaruit voortvloeiende problemen adequaat te onderbouwen. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris de geboortedatum van eiser op een deugdelijke manier heeft vastgesteld, en dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid niet voldoende zijn om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.15119

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] eiser,

geboren op [ geboortedatum 1] 1998 ,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. N.M. Weteling),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [ geboortedatum 1] 1998. Hij heeft op 10 februari 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 27 augustus 2021 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door een tolk, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser verklaart dat zijn familieleden hem willen vermoorden, omdat hij littekens op zijn lichaam heeft waardoor hij bepaalde kennis zou bezitten. De littekens waren al bij de geboorte van eiser aanwezig. Deze familieleden van eiser behoren tot een groep die mensen eet, en zij denken dat eiser tegen hen is. Om die reden willen zij eiser vermoorden zoals zij ook met zijn vader en grootvader hebben gedaan. Daarnaast stelt eiser dat hij biseksueel geaard is en om die reden niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst. Gezien de situatie voor LHBTI ‘s in Gambia, is volgens eiser sprake van een objectieve belemmering om een biseksuele relatie in Gambia uit te oefenen.
Het bestreden besluit
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2 De gestelde problemen van betrokkene met diens familieleden (groep) vanwege kennis die hij zou bezitten door het hebben van littekens.
3 De gestelde biseksuele geaardheid van betrokkene en de daaruit voortvloeiende problemen. Element 1 is geloofwaardig geacht, maar over de geboortedatum van eiser bestaat geen overeenstemming. De elementen 2 en 3 zijn niet geloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de verklaringen van eiser niet eenduidig en concreet zijn. Daarnaast stelt de staatssecretaris dat de verklaringen wisselend zijn en niet gestaafd met documenten of enig ander (indicatief) bewijs. De staatssecretaris concludeert daarom dat het relaas ongeloofwaardig is en de asielaanvraag moet worden afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de afwijzing in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris uitgaan van geboortedatum [ geboortedatum 1] 1998?
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat hij is uitgegaan van de geboortedatum van [ geboortedatum 1] 1998.
3.1.
Eiser stelt dat zowel de in Italië geregistreerde geboortedatum van 5 januari 2001 als de door de staatssecretaris gehanteerde geboortedatum van [ geboortedatum 1] 1998 niet juist is. Volgens eiser is hij geboren op [geboortedatum 2] 2003. Hij heeft daartoe een kopie van een geboorteakte overgelegd bij de zienswijze van 13 mei 2020. Hij heeft nog geen originele geboorteakte kunnen krijgen.
3.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de gehanteerde geboortedatum van [ geboortedatum 1] 1998 is gebaseerd op gegevens verkregen uit het Eurodacsysteem. Daarnaast stelt de staatssecretaris dat geen identificerend document in de zin van paragraaf C1/4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is overgelegd.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat zowel de AVIM op 10 februari 2020 [1] als de medewerker van de IND op 23 februari 2020 [2] concludeert dat eiser evident meerderjarig is. Uit Eurodacgegevens [3] blijkt dat eiser is geboren op [ geboortedatum 1] 1998. Niet is gebleken dat eiser in Italië pogingen heeft ondernomen om zijn geboortedatum te wijzigen. Ook is niet gebleken dat de staatssecretaris in strijd met het bepaalde in de vreemdelingencirculaire (VC) C.1/2.1 of de werkinstructie 2018/19 heeft gehandeld bij het vaststellen van de leeftijd van eiser. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris terecht is uitgegaan van de geboortedatum van [ geboortedatum 1] 1998.
3.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd dat hij eiser niet volgt in zijn relaas over de problemen die eiser zegt te ondervinden van zijn littekens?
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte het relaas van eiser over de betekenis van de littekens en de problemen die hij daarvan ondervindt, ongeloofwaardig heeft geacht. Van belang hierbij is dat op de vreemdeling de verplichting rust om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken en de relevante elementen hiervoor zo spoedig mogelijk naar voren te brengen [4] .
4.1
Eiser stelt dat zijn littekens een bepaalde kennis vertegenwoordigen, maar welke kennis dat is en of hij die ook daadwerkelijk bezit, kan eiser niet verduidelijken. Verder stelt eiser dat familieleden van zijn vader menseneters zijn en die kennis van hem willen afnemen. Wat de relatie tussen de menseneters en de veronderstelde kennis is, kan eiser niet verduidelijken. De staatssecretaris heeft dit niet ten onrechte summier bevonden. Over de betekenis van de littekens, die ook grootvader zou bezitten, verklaart eiser dat zijn grootvader (daarom) menseneters vermoordde. Eiser verklaart op p.8 van het nader gehoor dat zijn grootvader zelf geen menseneter was, maar juist menseneters vermoordde terwijl hij op p.9 verklaart dat grootvader wel een menseneter was die volgens moeder leefde van het eten van mensenharten en geslachtsdelen. De staatssecretaris heeft dit terecht tegenstrijdig geacht.
4.2.
Eiser geeft aan dat hij pas op de hoogte is geraakt van de betekenis van de littekens sinds zijn moeder hem daar in 2016 over heeft geïnformeerd. Sinds enkele jaren is weer contact met moeder die mogelijk meer concreet dan eiser zelf over de betekenis van de littekens kan verklaren en over de redenen waarom eiser moet vrezen voor zijn leven. De staatssecretaris heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij heeft nagelaten meer informatie bij moeder te vragen. Temeer nu dit de kern van eisers vluchtrelaas betreft.
4.3.
Eiser stelt dat hij door familie naar Mali is gebracht en daar gevangen is gehouden. Over de omstandigheden in Mali verklaart eiser dat hij daar ongeveer twee jaren heeft verbleven in een compound en dat hij een jaar lang (onbekende) medicatie moest drinken. Over de hulp die hij heeft gehad bij zijn ontsnapping uit Mali verklaart eiser aanvankelijk dat hij werd geholpen door een meisje dat hem ook van eten voorzag. Later verklaart eiser dat het een volwassen vrouw was. Eiser verklaart niet over hoe hij kon ontsnappen ondanks de verwonding die hij stelde te hebben. De staatssecretaris heeft voorgaande verklaringen niet ten onrechte als summier en deels inconsistent beschouwd.
4.4.
Ter zitting heeft eiser gesteld dat de littekens op zichzelf niet door de staatssecretaris zijn onderzocht. Volgens eiser had het daadwerkelijk vaststellen ervan kunnen bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. De staatssecretaris ziet geen meerwaarde in nader onderzoek. De betekenis die eiser aan de littekens geeft is onderzocht en beoordeeld. Of de littekens daadwerkelijk aanwezig zijn of niet, maakt die conclusie volgens de staatssecretaris niet anders.
4.5.
Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat de kern van eisers relaas de problemen betreft die hij ondervindt door de, onduidelijk gebleven, betekenis die aan de littekens wordt toegedicht. De staatssecretaris is ingegaan op die problemen en hoefde daarbij de littekens niet daadwerkelijk vast te stellen. De staatssecretaris heeft daarmee niet de kern van het relaas miskend.
4.6.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd dat hij eiser niet volgt in zijn relaas over zijn geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen?
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat het relaas ten aanzien van de seksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank acht daarbij van belang dat uit het beleid van de staatssecretaris volgt dat voor de beoordeling van een relaas dat zich richt op een andere seksuele gerichtheid dan heteroseksualiteit en of dit gegronde vrees oplevert voor schending van artikel 3 EVRM, de volgende thema’s van belang zijn:
1. Privéleven;
2. Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen;
3. Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
4. Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst.
Uit het beleid volgt dat de staatssecretaris de verklaringen van een vreemdeling in de hiervoor genoemde thema’s plaatst en daarbij rekening houdt met de mate waarin iemand zijn gerichtheid kan vatten in woorden. Dit verschilt per persoon. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de
eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Bij
beoordeling van de geloofwaardigheid van de lhbti-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan [5] .
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het relaas ten aanzien van de seksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte als summier en oppervlakkig heeft beschouwd. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser niet concreet verklaart over zijn gevoelens en de gedachten die hij heeft gehad bij de ontdekking van zijn biseksualiteit. De verklaringen van eiser beperken zich tot het benoemen van fysieke opwinding in contact met zowel mannen als vrouwen. Eiser stelt na een homoseksuele ervaring met een transgender in 2016 of 2017 te hebben ontdekt biseksueel te zijn en verklaart op internet filmpjes opgezocht te hebben over homoseksualiteit. Eiser stelt dat van de genoemde seksuele ervaring een filmpje is gemaakt waarmee eiser is afgeperst. Dit filmpje is via facebook verspreid naar familie en vrienden in Gambia aldus eiser. Ten aanzien van zijn omgeving verklaart eiser dat naar aanleiding van het filmpje het huwelijk tussen moeder en stiefvader is gestrand en dat zijn zus van haar echtgenoot geen contact meer mocht hebben met eiser. Eiser stelt op grond daarvan problemen te zullen ondervinden bij terugkeer naar Gambia. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen hierover niet concreet zijn en dat de enkele stelling dat moeder problemen heeft ondervonden met familie, buren en vriendinnen onvoldoende is om de gestelde vrees voor problemen te onderbouwen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat, ook na de verspreiding van het filmpje, meermalen contact is geweest met zowel zus als moeder. Niet is gebleken dat hieruit voor hen of eiser problemen zijn voortgevloeid. De staatssecretaris heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser de problemen als gevolg van de verspreiding van het filmpje niet heeft onderbouwd.
5.2.
Over zijn huidige, homoseksuele, relatie verklaart eiser dat hij er blij mee is, het is een “èchte relatie”. Eiser verklaart dat zij seks hebben met elkaar. Over wat de relatie voor hem betekent, hoe ze de relatie verder invullen en hoe eiser de toekomst ziet verklaart hij niet. De staatssecretaris mocht deze verklaringen als oppervlakkig beschouwen. De verklaringen van derden ter ondersteuning van eisers seksuele gerichtheid zijn door de staatssecretaris niet ten onrechte niet als doorslaggevend beschouwd. Het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt op de eigen verklaringen van eiser. Hierbij is niet gebleken dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser.
5.3.
Eiser stelt dat hij bij terugkeer vreest voor een schending van artikel 3 EVRM omdat homoseksualiteit en biseksualiteit in Gambia verboden zijn. In beroep is door eiser verwezen naar informatie van de EASO [6] . Gelet op wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de geloofwaardigheid van eisers relaas over zijn seksuele gerichtheid, heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat eiser die vrees niet aannemelijk heeft gemaakt.
5.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Beslissing

6. Het beroep is ongegrond
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verhoor bij binnenkomst in Nederland door de AVIM op 9 februari 2020
2.Eerste aanmeldgehoor, 23 februari 2020
3.Bij het claim-uitverzoek in het kader van de Dublin procedure, 4 maart 2020
4.Dit volgt uit artikel 31eerste en tweede lid Vreemdelingenwet 2000 en onder andere uit ECLI:NL:RVS:2015:1476
5.Dit volgt uit de werkinstructie 2019/17.
6.European Asylum Support Office (EASO), Country of Origin Information Report, Gambia, December 2017, p 66 ev.