ECLI:NL:RBDHA:2023:8275
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser op grond van ongeloofwaardig asielrelaas
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op [geboortedatum 1] 1998, heeft op 10 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 27 augustus 2021 afgewezen, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak op 14 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. N.M. Weteling, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Gaal-de Groot.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht heeft gehandhaafd. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd wordt door zijn familie vanwege littekens op zijn lichaam en zijn biseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser terecht ongeloofwaardig heeft geacht, omdat deze inconsistent en onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser niet in staat is geweest om zijn relaas over de littekens en de daaruit voortvloeiende problemen adequaat te onderbouwen. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris de geboortedatum van eiser op een deugdelijke manier heeft vastgesteld, en dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid niet voldoende zijn om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.