ECLI:NL:RBDHA:2023:8271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.11157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Slovenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser had aangevoerd dat de behandeling van zijn asielaanvraag in Slovenië niet menswaardig zou zijn, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de situatie in Slovenië sinds de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was veranderd. De rechtbank heeft verwezen naar eerdere uitspraken waarin werd bevestigd dat Slovenië zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiser bij terugkeer in Slovenië risico zou lopen op pushbacks. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.11157
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Na verkregen toestemming van partijen, heeft de rechtbank op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de beoordeling daarvan. Nederland heeft bij Slovenië een verzoek om terugname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat “de behandeling van zijn asielaanvraag en van hemzelf wanneer hij zou moeten terugkeren naar Slovenië niet menswaardig is”. Eiser heeft verder verwezen naar wat hij in zijn gehoor en in de zienswijze heeft aangevoerd.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat Slovenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Slovenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk dat dat in zijn geval anders is. Eiser is daar niet in geslaagd.
4. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 8 september 2022 geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Slovenië (nog steeds) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.1 Dit is ook geoordeeld in de uitspraak van 16 december 20222 van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. In die uitspraak heeft de rechtbank het AIDA “Country Report: Slovenia 2021 Update” van 25 mei 2022 in de beoordeling betrokken. Dit oordeel van de rechtbank is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 6 februari 2023.3 Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de situatie sindsdien is gewijzigd en dat de Sloveense autoriteiten zich niet langer aan hun internationale verplichtingen tegenover Dublinterugkeerders zullen houden. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinclaimant bij terugkeer risico loopt om slachtoffer te worden van pushbacks. In dat verband is van belang dat eiser in Slovenië een asielaanvraag heeft ingediend en opvang heeft gehad en dat hij geen informatie heeft overgelegd dat hij als Dublinterugkeerder door Slovenië over de grens zal worden gezet.
5. Eiser heeft naar voren gebracht dat de rechtbank deze beroepszaak aan zou moeten houden in afwachting van het antwoord op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch in de uitspraak van 15 juni 20224. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 8 september 2022 geen aanleiding gezien om het beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen. De rechtbank ziet daar evenmin aanleiding voor. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.