ECLI:NL:RBDHA:2023:8259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd op 6 januari 2023 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 juni 2023 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere uitspraak rechtmatig was. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sinds het sluiten van dat onderzoek op 21 april 2023 nog steeds zicht is op uitzetting naar Marokko. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat er geen reactie was gekomen op de laissez-passer-aanvraag en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde. Verweerder daarentegen stelde dat er voldoende voortvarend was gehandeld en dat er inmiddels een presentatie gepland stond.

De rechtbank concludeerde dat verweerder actief en voldoende voortvarend had gewerkt aan de uitzetting van eiser. Er waren geen aanknopingspunten om te concluderen dat de Marokkaanse autoriteiten niet zouden overgaan tot de afgifte van een laissez-passer. De rechtbank oordeelde dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbrak en dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al driemaal eerder heeft getoetst. Uit de meeste recente uitspraak van 26 april 2023 (in de zaak NL23.10646) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 21 april 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Er is geen reactie gekomen op de laissez-passer (lp)-aanvraag en eiser is tot op heden ook niet gepresenteerd aan de autoriteiten van Marokko. Eiser concludeert dan ook dat het er niet naar uitziet dat op korte termijn een lp wordt afgegeven. In aanvulling hierop stelt eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Volgens eiser is sinds de uitspraak van 26 april 2023 slechts één keer gerappelleerd en heeft er slechts één vertrekgesprek plaatsgevonden. Eiser stelt dat het belang van eiser dient te prevaleren over het belang van verweerder.
3.1.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat er voldoende voortvarend is gehandeld, nu verweerder regelmatig rappelleert en regelmatig vertrekgesprekken voert met eiser. Ook is er inmiddels op 8 juni 2023 een presentatie gepland. Verder heeft verweerder aangegeven dat, zoals ook uit het voortgangsrapport blijkt, de identiteit en nationaliteit van eiser zijn vastgesteld. Echter hebben de Marokkaanse autoriteiten aangegeven eiser eerst tijdens de presentatie te willen zien voordat zij overgaan tot de afgifte van een lp. Verweerder wijst er op dat uit de vaststelling van eisers identiteit en nationaliteit blijkt dat eiser vanaf het begin niet goed meewerkt aan zijn uitzetting, nu hieruit andere personalia blijken dan de door eiser aangegeven personalia.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder op 10 januari 2023 een lp-aanvraag naar de Marokkaanse autoriteiten heeft verzonden. Ook blijkt hieruit dat verweerder zesmaal schriftelijk heeft gerappelleerd op de lp-aanvraag, waarvan tweemaal na sluiten van het onderzoek op 21 april 2023 en waarvan meest recentelijk op 17 mei 2023. Uit de voortgangsrapportage volgt verder dat verweerder sinds het sluiten van het onderzoek in het vorige beroep op 25 april 2023 en 25 mei 2023 vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee actief en voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser.
3.3.
De rechtbank overweegt bovendien dat er vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat de Marokkaanse autoriteiten in het geval van eiser niet kunnen of willen overgaan tot de afgifte van een lp en dat daarom het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft geoordeeld dat er in zijn algemeenheid ten aanzien van Marokko nog steeds van ‘zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn’ kan worden uitgegaan. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat eiser niet actief en volledig meewerkt aan zijn terugkeer naar Marokko, terwijl dit wel van hem wordt gevergd. Bovendien hebben (zo blijkt uit de M120) de Marokkaanse autoriteiten eiser inmiddels geïdentificeerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn thans in het geval van eiser niet ontbreekt. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is.
Conclusie
4. Concluderend is de rechtbank niet gebleken dat een - uit het Unierecht voortvloeiende - voorwaarde voor de rechtmatigheid voor het voortduren van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Hetgeen namens eiser verder naar voren is gebracht, geeft ook geen aanleiding om thans de voortduring van de bewaring onrechtmatig te achten.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.