ECLI:NL:RBDHA:2023:8235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.9772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid van desertie en politieke overtuiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 juni 2023, wordt het beroep van een Azerbeidzjaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 4 april 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij vanwege desertie uit het leger en zijn politieke overtuiging vreest voor vervolging bij terugkeer naar Azerbeidzjan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de desertie niet geloofwaardig werd geacht.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de desertie van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn militaire taken en de datum van zijn oproeping. Bovendien heeft hij geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij wordt gezocht door de Azerbeidzjaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de asielaanvraag moet worden afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank ook de politieke overtuiging van eiser beoordeeld. Eiser heeft deelgenomen aan demonstraties, maar de staatssecretaris heeft geconcludeerd dat deze deelname niet heeft geleid tot problemen met de autoriteiten. De rechtbank bevestigt deze conclusie en stelt dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn politieke activiteiten hem in gevaar zouden brengen bij terugkeer naar Azerbeidzjan. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris in stand gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9772

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 4 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 maart 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL23.9773, op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser bijgestaan door een tolk, de waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Tijdens de oorlog tussen Azerbeidzjan en Armenië is eiser in oktober 2020 uit het leger gedeserteerd. Om die reden wordt eiser gezocht door de Azerbeidzjaanse autoriteiten en vreest hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan een veroordeling tot een lange gevangenisstraf. Daarnaast stelt eiser tegenstander te zijn van het regime in Azerbeidzjan waardoor hij problemen verwacht bij terugkeer.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Deelname aan protestacties in 2016 en 2019
3. Desertie
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de eerste twee elementen geloofwaardig zijn. Het derde element is niet geloofwaardig. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als kennelijk ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eiser uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Desertie
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat hij de desertie van eiser niet geloofwaardig acht.
Militaire taken en documenten
5.1.
Eiser stelt geen documenten meer te bezitten waaruit zijn mobilisatie en militaire taken kunnen blijken. Hij verklaart daarover dat de oproeping voor de mobilisatie in de tas zat die hij in de trein is kwijtgeraakt. Zijn militaire boekje zou bij zijn ouders liggen, maar zij kunnen het boekje niet vinden. Eerder in hetzelfde gehoor verklaart eiser echter dat beide documenten in de tas zaten. De staatssecretaris heeft dit terecht tegenstrijdig bevonden gelet op de letterlijke verklaring van eiser: “het militaire boekje en de oproep voor reservist zaten allemaal in de tas die verloren is gegaan”. De staatssecretaris heeft daarbij terecht overwogen dat de stelling van eiser dat hij de tolk mogelijk verkeerd heeft begrepen omdat deze niet letterlijk vertaalt, niet is onderbouwd.
Ten aanzien van zijn taken als dienstplichtig militair verklaart eiser in het aanmeldgehoor dat zijn eenheid de grens moest bewaken. Gevraagd naar zijn specialisatie zegt eiser dat niet te weten en zegt hij dat hij “gewoon bewaker” moest zijn en “de grens moest bewaken”. Vervolgens verklaart eiser in het nader gehoor dat hij zich als opgeroepen reservist heeft gemeld tussen 22 september 2020 en 24 september 2020 en dat hij was ingedeeld bij een verkenningseenheid omdat hij tijdens de dienstplicht verkenner was geweest en daartoe ook een opleiding had gevolgd. De staatssecretaris heeft dit terecht als tegenstrijdig aangemerkt.
Datum van oproeping
5.2.
Eiser stelt voor 28 september 2020, de datum van de gedeeltelijke mobilisatie, te zijn opgeroepen en stelt dat dit niet in strijd is met de landeninformatie die volgt uit het Algemeen Ambtsbericht Azerbeidzjan(AAB) [1] . Eiser verwijst naar paragraaf 3.1.2.4 [2] . van het AAB waaruit volgens hem blijkt dat er geen officiële informatie is over hoeveel reservisten vanaf 21 september 2020 zijn opgeroepen en hoeveel reservisten vanwege het decreet van 28 september 2020 zijn gemobiliseerd. De rechtbank stelt vast dat in paragraaf 3.1.2 [3] van het AAB letterlijk is beschreven dat vanaf 21 september 2020 alleen reserveofficieren werden opgeroepen vanwege het conflict en dat vanaf 28 september 2020 reservisten werden opgeroepen. De staatssecretaris heeft hier terecht uit afgeleid dat de door eiser gestelde datum van de oproep niet overeenkomt met de informatie gesteld in het AAB.
Vertrek uit Azerbeidzjan
5.3.
Niet in geschil is dat eiser tegenstrijdig over de datum van vertrek en de foto’s op zijn telefoon heeft verklaard, maar volgens eiser doet dit niet af aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Eiser stelt dat hij meermalen tegenstrijdig heeft verklaard omdat hij bang was niet geloofd te worden. Op eiser rust echter de verplichting om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken en de relevante elementen hiervoor zo spoedig mogelijk naar voren te brengen [4] . Nu eiser dit niet heeft gedaan en hij geen afdoende verklaring heeft gegeven waarom hij bang was niet geloofd te worden heeft de staatssecretaris deze tegenstrijdigheden terecht in het nadeel van eiser gewogen.
Terugkeer naar Azerbeidzjan
5.4.
Eiser is in maart 2021 teruggekeerd naar Azerbeidzjan om een nieuw paspoort aan te vragen. Eiser geeft in het aanmeldgehoor aan wel te zijn gecontroleerd, maar geen problemen te hebben ondervonden. Eiser heeft twee brieven afkomstig van zijn vader overgelegd die volgens hem onderbouwen dat hij moet vrezen voor de autoriteiten van Azerbeidzjan. De staatssecretaris heeft terecht geconcludeerd dat eiser hiermee zijn desertie niet alsnog geloofwaardig heeft gemaakt. Immers, eiser stelt dat hij al vanaf 2020 wordt gezocht door de autoriteiten, terwijl in de brieven van eisers vader vier momenten worden genoemd vanaf augustus 2022 tot heden waarbij de politie bij eisers ouders navraag heeft gedaan naar eiser. Daargelaten de stelling van de staatssecretaris dat vader geen objectieve bron is, blijkt uit de brieven van vader niet dat de problemen die worden verwacht, veroorzaakt worden door de gestelde desertie van eiser. Verder blijkt uit het ambtsbericht [5] dat niets bekend is over strafzaken tegen deserteurs of over deserteurs in het algemeen. De enkele stelling van eiser dat hij probleemloos zijn paspoort (afgifte 9 maart 2021) kon ophalen omdat in Azerbeidzjan amnestie is verleend aan deserteurs en dat er daarna iets moet zijn gebeurd wat zijn zaak nieuw leven heeft ingeblazen is niet afdoende. Eiser kan niet aangeven wat er dan gebeurd is of wat de aanleiding daarvoor was.
5.5.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Politieke overtuiging
6. Eiser stelt in het nader gehoor [6] geen sympathisant of lid van een politieke partij te zijn, wel heeft hij twee keer deelgenomen aan een demonstratie. Hij stelt van plan te zijn via YouTube zich politiek te uiten als tegenstander van de huidige regering. De plannen zijn nog niet geconcretiseerd.
6.1.
De staatssecretaris neemt niet aan dat eiser zijn activiteiten heeft vervuld vanuit een fundamentele politieke overtuiging. Ook hebben de geloofwaardig geachte demonstraties waaraan eiser heeft deelgenomen niet geleid tot problemen met de autoriteiten. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat deelname aan twee demonstraties in samenhang met louter plannen voor een kritisch YouTube kanaal onvoldoende is om van een fundamentele politieke overtuiging te spreken.
6.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505 volgt dat deze uitspraak niet van toepassing is op vreemdelingen die al in het land van herkomst een politieke overtuiging hebben geuit, terwijl de autoriteiten daar niet van op de hoogte zijn geraakt [7] . In die omstandigheden dient zowel het onderzoek en de beoordeling van de staatssecretaris als de rechterlijke controle daarvan zich te concentreren op de vraag naar de gegrondheid van de vrees en niet op de vraag naar de sterkte van de politieke overtuiging. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ter zitting terecht heeft geconcludeerd dat in de zaak van eiser de verwijzingsuitspraak niet geldt en dat alleen de vrees voor vervolging dient te worden beoordeeld en getoetst. De staatssecretaris heeft deelname aan demonstratie geloofwaardig geacht, maar dit heeft volgens de staatssecretaris niet tot gevolg gehad dat eiser in de negatieve belangstelling van de Azerbeidzjaanse autoriteiten is komen te staan. Eiser heeft na de demonstraties voor langere tijd zonder problemen in Azerbeidzjan verbleven en is nadien probleemloos in- en uitgereisd. Het voornemen om een kritisch YouTube kanaal te starten is door eiser slechts geuit, maar niet geconcretiseerd. Daarmee heeft de staatssecretaris zijn conclusie dat eiser niet heeft onderbouwd dat deelname aan de demonstraties in samenhang met zijn plannen voor een kritisch YouTube kanaal tot problemen zullen leiden, deugdelijk gemotiveerd.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking

Voetnoten

1.AAB Azerbeidzjan, september 2021
2.P 39 AAB Azerbeidzjan, september 2021
3.P 38 AAB Azerbeidzjan, september 2021
4.Dit volgt uit artikel 31, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en onder andere uit ECLI:NL:RVS:2015:1476
5.Paragraaf 3.1.2.4. AAB Azerbeidzjan, september 2021
6.P.6 NG
7.Rechtsoverweging 18.3